Johannes Hendrikus van der Hoeven
1914-1943
Oorlogsslachtoffer
Is 28 jaar geworden
Geboren op 25-01-1914 in Rotterdam
Overleden op 15-01-1943 in Golf van Martaban a/b Nitimei Maru
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Gedenkboek 38
Geplaatst door Raymond van Donk op 24 september 2020
Toekenning van het Mobilisatie - Oorlogskruis
Geplaatst door Raymond van Donk op 27 januari 2020
Een MOK kruis ofwel Mobilisatie - Oorlogskruis nader verklaard - 1
Geplaatst door Raymond van Donk op 27 januari 2020
Een MOK kruis ofwel Mobilisatie - Oorlogskruis nader verklaard - 2
Geplaatst door Raymond van Donk op 27 januari 2020
KNIL inschrijving voor vertrek naar Nederlands-Indië
Geplaatst door Raymond van Donk op 10 juni 2019
De dramatische reis van Oom Jan
Het was qua tijdstip bijna zeker dat Johannes Hendrikus van der Hoeven zich als KNIL militair (Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger) in het begin van de maand juni van het jaar 1935 aanmeldde. Na zijn opleiding in de Prins Hendrik kazerne te Nijmegen was het moment daar dat Johannes Hendrikus aan zijn avontuur begon op 16 oktober 1935. Per m.s. Indrapoera vertrok hij naar het “paradijselijke” Nederlands-Indië. Om precies te zijn naar het eiland Java waar vermoedens de richting uitgaan dat hij al snel een aantrekkelijke vrouw ontmoette. Trad er vervolgens in 1938 mee in het huwelijk en zij kregen een jongen en een meisje. Alles pais en vree zou je bijna zeggen.
Oom Jan speelt een muzikale noot op de mandoline tijdens zijn reis naar Nederlands-Indië aan boord van het m.s. Indrapoera. Foto daarnaast: Een lieve aantekening door hem geschreven op de achterzijde van de foto gericht aan de "thuisblijvers" - Bron: Familie archief.
Het ooit zo idyllische beeld
Tot het moment dat de Jappen oprukken richting Nederlands-Indië een situatie die onhoudbaar werd toen bleek dat het KNIL leger hier niet voldoende weerstand tegen kon bieden en vervolgens moest capituleren. De rapen waren nu echt gaar, elke KNIL militair werd door de Jappen krijgsgevangene gemaakt op de Indische archipel Java. Dientengevolge kwam Johannes Hendrikus op 8 maart 1942 als krijgsgevangene terecht in het Java POW Camp (No.1 Branch Camp of Java Camp 18979). Het ooit zo idyllische beeld van de Gordel van Smaragd moet voor hem, in één enkele oogwenk, wel een compleet andere indruk opgewekt hebben.
De voorzijde van de Japanse krijgsgevangene kaart van Johannes Hendrikus van der Hoeven.
Als krijgsgevangene werd je als vader van moeder en kinderen bruut van elkaar gescheiden en zo werd ook Johannes Hendrikus in het najaar van 1942 vanuit Bandoeng-Tjimahi met vele andere militairen van het KNIL uiteindelijk naar de haven van Batavia Tandjoeng Priok gebracht. Je werd daar door schreeuwende en slaande Jappen op een Japans vrachtschip, eindigend op Maru, gejaagd voor een oversteek naar Singapore eiland, een soort “doorgeefluik”, ofwel de poort naar de Hel: de Birma spoorweg… De overtocht was geen pretje, in de vieze en broeierige ruimen zat een ieder met opgetrokken knieën geklemd tussen hun schamele bagage. Als haring in een ton waren menselijke lichamen opgepropt in roestig ijzer, ratten en kakkerlakken waren hun reisgenoten. Het moet inmiddels tegen Oud en Nieuw geweest zijn dat een transport naar elders aanstaande was...
Bron: bewerkt citaat van Will van de Corput.
De Japanse belofte
Op 28 december 1942 kregen de ruim duizend Nederlanders de aanzegging dat zij de volgende morgen moesten vertrekken. Geen prettige tijding, want al waren de toestanden op Singapore eiland allesbehalve rooskleurig, een ieder wist dat de macht van de geallieerden met de dag toenam en dat het transport over zee gelijk stond met een zekere dood. Waarheen de reis zou gaan deelde de Japanse commandant niet mee, er waren twee mogelijkheden: naar Siam of naar Birma. Hierover verkeerde alle krijgsgevangenen in het onzekere, wat zij wel wisten was dat zij waren overgeleverd aan de kuren en nukken van de mannen van het "Land van de rijzende zon" en dat zij er dus niets tegen konden inbrengen. Zij hoopten evenwel dat het transport per spoor zou geschieden, hetgeen door de Japanners plechtig was beloofd, omdat dit nooit zó gevaarlijk kon zijn als het vervoer over zee waar zij immers bloot zouden staan aan de aanvallen van de geallieerde onderzeeboten en vliegtuigen. Toch was een ieder, ondanks de Japanse belofte, niet zo heel erg gerust hierop.
De ruim 1.000 aangewezen Nederlanders stonden op 29 december 1942 gereed, onder dit aantal bevond zich een groep van 350 Nederlanders die onder bevel stonden van de Ltz.1 KMR Th. Smits. Een twintigtal vrachtauto's, waarbij allen als vee werden ingeladen, bracht hen richting station. Echter vlak daarvoor sloegen de vrachtauto’s af richting haven en zagen de krijgsgevangenen welk lot hen boven het hoofd hing. Aan de kade lag een Japans schip, de Nitimei Maru. Het was maar een klein vrachtscheepje van 4.693 ton groot. Alle krijgsgevangenen werden in recordtijd aan boord "geladen" en tegen vijf uur ‘s middags gooide zij de trossen los en begon de reis die voor een aantal onder hen tevens de laatste zou zijn.
Het Japanse Hell Ship de m.s. Nitimei Maru - Bron: Onbekend.
Eén van de allerergste kwellingen
Weldra kon men zien dat het schip koers zette naar het westen waaruit bleek dat het doel van de reis dus Rangoon of Moulmein in Birma zou zijn. Hoewel een dergelijke reis onder normale omstandigheden slechts enkele dagen vergde, was dit nu niet het geval. Het zou zeker geen plezierreisje worden, integendeel, het was één van de allerergste kwellingen die blanken konden ondergaan. Allen waren gehuisvest op het boven-tussendek van de ruimen 1 en 2 die niet gescheiden waren. Het vormde één grote ruimte waar de ruim 1.000 krijgsgevangenen nauwer waren opgepropt als sardines in een blik. Dat ook de temperatuur in deze ruimte met geen pen was te beschrijven zal een ieder niet verbazen. Bovendien waren er nog velen die aan dysenterie leden, zodat enig commentaar overbodig is. Gelukkig waren de leden van de bemanning van het schip zelf niet zo streng als de militairen, vele krijgsgevangenen slaagden er nog in een plaatsje op één van de dekken van het voorschip te bemachtigen.
In de achterste ruimen waren de Japanners ondergebracht, 1562 man in totaal! De overige ruimen en dekken waren beladen met artikelen die nodig waren voor het inrichten van junglekampen. Van enige verzorging voor de krijgsgevangenen was natuurlijk geen sprake. In grote aan dek geplaatste stoompotten werden de maaltijden bereid. Al was de hoeveelheid die werd verstrekt niet overvloedig te noemen was de kwaliteit in elk geval een stuk beter dan op Singapore eiland. Het eerste deel van de reis door de Straat van Malakka verliep voorspoedig, reeds in de middag van 1 januari 1943 ankerde de Nitimei Maru op de reede van Penang aan. Hier werd een konvooi samengesteld middels de Moji Maru 2 met nog enige andere escorteschepen die zich ook er aan toevoegden.
Een onmisbaar reddingsmiddel
Gezamenlijk zetten zij op maandag 11 januari 1943 de reis richting Moulmein voort, geëscorteerd door het kleine korvet. Op het eerste gedeelte van de reis werd de normale koers behouden. Al snel na het vertrek uit Penang voeren de schepen een zigzagschema, hieruit bleek dat ook zij zich niet echt veilig voelden. De volgende morgen gaf Ltz. Smits opdracht eerst na te gaan of er zwemvesten waren, er waren er vele honderden aan boord, maar bij lange na niet voldoende om allen van dit onmisbare reddingsmiddel te voorzien. Na onderzoek bleek dat in ruim 1 nog een groot aantal zwemvesten lagen opgeslagen. Om te voorkomen dat de Jappen zouden merken dat zij deze voorraad aanbraken, raadde Ltz. Smits aan te wachten totdat de duisternis was ingevallen. Tevens gaf hij orders aan een ieder steeds zijn zwemvest bij zich te houden.
De reis naar "de Hel" in numerieke volgorde in beeld gebracht. Bij markering 5 wordt aangegeven waar de Nitimei ramp plaatsvond. Markering 6 geeft de eindbestemming Moulmein in Birma aan.
Ook instrueerde hij hen zich onder alle omstandigheden rustig te houden en onder geen voorwaarde zijn slaapplaats te verlaten zonder dat daartoe order was gegeven. “Voorkomen is beter dan genezen" zegt het spreekwoord en ook nu weer bleek hoe nuttig het was dat iemand, met de zee vertrouwd, zich het lot van zijn landgenoten aantrok. De maatregelen van Ltz. Smits hebben honderden Nederlanders het leven gered. Vier dagen gingen rustig voorbij. Ook vrijdag, de vijfde dag, verliep aanvankelijk kalm. Het korvet voer voor beide schepen uit en de Moji Maru 2 voer iets dwars in het kielzog van de Nitimei Maru, met circa 900 meter tussenruimte. De snelheid van het konvooi was een mijl of tien.
Een ontzagwekkende chaos
Terwijl het in de middag op vrijdag 15 januari 1943 rond half drie nog volkomen rustig was en niemand enig onraad bespeurde, hoorde men plotseling een hevig gesuis, gevolgd door een oorverdovende klap. Dat moet een torpedo zijn was ieders eerste gedachte. Voordat wij eigenlijk hadden begrepen wat er aan de hand was hoorde wij een gierend gefluit, het noodlot sloeg toe. Het was een geallieerde luchtaanval! Enkele ogenblikken later gaf Smits opdracht de zwemvesten om te doen. Weer volgden twee hevige explosies, het schip kraakte en kreunde en begon slagzij te maken zodat ernstig rekening gehouden moest worden dat het zou kunnen gaan zinken. Smits bevond zich op het moment van de aanval benedendeks, eenmaal bovendeks trof hij een ontzagwekkende chaos aan. Voorts kon hij nog net zien hoe twee grote viermotorige Amerikaanse B24 bommenwerpers in noordelijke richting uit het zicht verdwenen. De voltreffer was door een wonder juist in ruim 3 ingeslagen waar zich de 1562 Jappen bevonden en verder had het schip nog enkele “near-misses" aan stuurboordzijde gekregen.
Hachelijke momenten tijdens de ondergang van de Nitimei Maru - Getekend door L. de Kroon - Bron: Wrecksite.
Verscheidene bewakers waren, voor zover zij bij de aanval niet gedood werden, overboord gesprongen waarvan sommige zelfs met hun gehele uitrusting. Het duurde dan ook niet lang of de meeste van hen verdwenen in de diepte. Het was duidelijk dat het schip verloren was en helaas waren bij de explosies ook de sloepen vernield. Een ieder had dus niets anders dan zijn zwemvest en sprong overboord. Toen allen het schip hadden verlaten maakte Smits nog een laatste rondje. Het waren niet echt prettige momenten hetgeen hij aantrof, aan boord waren nog verscheidene zwaar gewonden die, hoe triest dan ook, achter zijn gebleven. Evenmin beschikte hij niet over de middelen om hun lijden te verzachten, er bleef dus niets anders over dan hen aan hun lot over te laten…
Ongeveer een kwartier na de bomaanval achtte hij het moment daar om ook zelf overboord te springen. De slagzij was zó toegenomen dat het niet raadzaam was langer aan boord te blijven. Nadat hij een eind zwemmend had afgelegd om buiten bereik van de zuiging te komen keerde hij zich om en zag nog net de zwaar gehavende Nitimei Maru in de diepte verdwijnen...
De desastreuze B 24 Liberator die zijn naam op geen enkele wijze eer aan deed - Bron: Aviation History.
38 Slachtoffers...
Bij dage raad kon er de volgende dag aanvang gemaakt worden met het inventariseren van de overlevenden, en trachten na te gaan hoeveel landgenoten bij deze ramp het leven hadden verloren. Alle bagage en appèllijsten waren verloren gegaan. Na telling bleek, dat van de ruim 1.000 Nederlanders die op Singapore eiland waren ingescheept, de meeste van de 968 drenkelingen aan boord van de Moji Maru 2 waren. De tanker Soerabaya Maru, die even later hier passeerde, nam ook nog drenkelingen mee. Met een zekere gepastheid een “resultaat” wat zij als overlevenden niet hadden durven hopen. Desalniettemin een verschrikkelijk lot voor de 38 slachtoffers (recentere studies veronderstellen 36 slachtoffers*) die gewond, of hoe dan ook, achter zijn gebleven en dien ten gevolge met schip en al ten onder zijn gegaan...
Bron: bewerkt citaat uit VastWerken - Alle Hens, augustus 1950.
*) E.G. Brouwer zou als drenkeling later overleden zijn aan wal te Fukuoka en W.J. van den Berg zou mogelijk de scheepsramp/oorlog hebben overleefd.
Voor een ooggetuigeverslag van het Nitimei Maru bombardement uit de video film Hell Ships to Birma zie: https://www.youtube.com/watch?v=PE9juMkvrcA de scène start op 16.00 minuten en duurt t/m 22.54 minuten. Bron: SHSJZ.
Zeemansgraf
En dan te bedenken dat Johannes Hendrikus van der Hoeven één van de achtendertig lotgenoten was die dit dramatische lot trof. Hij werd, door wat voor reden hetgeen hem overkwam, achter gelaten... Hij moest het met een kil en hartverscheurend zeemansgraf doen in de Golf van Martaban, deel uitmakend van de Andamanse Zee op de reede van Tavoy.
Om precies te zijn op: 13°37’N 97°25’E ten zuiden van Moulmein om 15.45 uur Nippontijd. Zijn dood werd door de officiële instanties bevestigd op 31 mei 1943.
De exacte plaats des onheils waar de ramp zich voltrok - Bron: Internet.
-
Johanna van der Hoeven - 062019
SluitenGeplaatst door Raymond van Donk op 09 juni 2019
Het prille KNIL peloton in goede tijden
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019
Vanuit Nederland op reis met het m.s. Indrapoera
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019
Johannes Hendrikus zijn echtgenote Trees (†) en hun kinderen Joop (†) & Martha
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019
Thuisfront bericht van Japans krijgsgevangene schap op Java
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019
Thuisfront bericht van overlijden
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019
Johannes Hendrikus zijn broer Martinus van der Hoeven
Geplaatst door Raymond van Donk op 08 juni 2019