Jans ten Barge werd geboren aan de Eibergseweg 1 in Lintvelde op 4 mei 1903 als oudste zoon van Johannes Wilhelmus ten Barge (landbouwer in Lintvelde) en Grada Maria Nijenhuis. Hij trouwde op 18 juni 1931 in Eibergen met Maria Johanna de Reus. Zijn beroep was landbouwer.In de oorlog werkte hij met anderen in het verzet samen. Joden, andere vervolgden, studenten, ieder die een schuilplaats zocht werd geholpen. Ook geallieerde piloten die onverhoopt geland waren. Bonkaarten voor voedsel en kleding werden rondgebracht. Op 3 maart 1945 stond er een Duitse overvalwagen voor de deur die hem meenam. Zijn vrouw was toen zwanger van hun tiende kind. Hij werd opgesloten in het Huis van Bewaring in Zutphen. Daar zat ook zijn plaatsgenoot Herman ten Have opgesloten, samen met hem opgepakt. Op 30 maart 1945 verbleven zij nog steeds in Zutphen. Untersturmführer Ludwig Heinemann (“het beest van Zutphen”) had opdracht gekregen van zijn Sturmführer Haaze (in Lochem) de gevangenis te ontruimen omdat de geallieerden in aantocht waren. Heinemann besloot Jans ten Barge en Herman ten Have te laten fusilleren op de binnenplaats van het Huis van Bewaring. De lichamen van deze twee doodgeschoten verzetsmensen werden in het Ziekenhuis van Zutphen opgebaard in het mortuarium. Ze konden niet begraven worden omdat de Duitsers zich hadden ingegraven op de Zutphense begraafplaats om de naderende geallieerden tegen te houden. Hun familie wist niet wat er gebeurd was omdat er rondom Zutphen dagenlang gevochten werd. De twee mannen werden na de bevrijding van Zutphen, omstreeks 7 april 1945, bij toeval herkend. Op 8 april 1945 zijn hun lichamen opgehaald met een gehuurde auto en naar Beltrum gebracht, waar ze vervolgens in het "Gerardus Majella Gesticht" opgebaard werden. Jans ten Barge is op 12 april 1945 op het kerkhof in Beltrum begraven. Sluiten