Jan Huizingh was de oudste zoon uit een gezin van vier kinderen, woonachtig in het dorp Oldenzijl. Hij had zich niet gemeld voor tewerkstelling in Duitsland en moest daarom onderduiken. Hij deed dat gewoon bij zijn ouders thuis. Overdag werkte hij op een tamelijk afgelegen boerderij aan de Battenweg 8. Tussen de middag ging hij naar huis om te eten. Zo ook op 25 april 1944.

Die dag was er een grote razzia geweest in Bedum en Middelstum en omgeving. Daaraan was ook meegewerkt door militairen die in Roodeschool waren gestationeerd. Ze waren per fiets op de terugweg -en die voerde door Oldenzijl- juist op het moment dat Jan onderweg was naar huis. Op de kruising met de Dijkumerweg, waar de Battenweg overgaat in de Oldenzijlsterweg zag Jan de militairen en keerde ijlings om. Voor de militairen het sein om in actie te komen. Ze konden Jan achterhalen, molesteerden en arresteerden hem en namen hem mee naar Roodeschool.

Per trein werd hij naar het huis van bewaring in Groningen gebracht en enkele dagen later naar kamp Amersfoort. Medio mei ging hij op transport naar Duitsland en kwam terecht in het Lager Feldstrasse in Rheinhausen bij Duisburg. De leefomstandigheden waren slecht. Het werk ging nog wel. Jan zat bij de Holzbau en moest helpen met het zetten van ruiten in het ziekenhuis. Eind mei brak er in het kamp een difterie epidemie uit en Jan raakte besmet. Hij overleed op 8 juni. Hij werd begraven op het kerkhof van het dorp Trompet bij Rheinhausen/Duisburg. In 1951 vond herbegrafenis plaats op de begraafplaats van Zandeweer. Op 30 oktober 2015 is bij zijn voormalig ouderlijk huis aan de Oldenzijlsterweg 11 te Oldenzijl een Stolperstein gelegd.