Albert Stephen Marinus Ingram
1911-1944
Portret toevoegen?
Klik hierOorlogsslachtoffer
Is 33 jaar geworden
Geboren op 03-03-1911 in Madjalengka
Overleden op 01-12-1944 in Omgeving Bodjonegoro
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Vergeten Verzet Vuurpijl-affaire - Albert Stephen Marinus Ingram Verzetsstrijder
Albert Stephen Marinus Ingram ,Nederlander, was van beroep journalist bij het Soerabaijasch Handelsblad en vrijwilliger bij de Stadswacht . Hij was betrokken bij de illegaliteit en één van de kopstukken van de Verzetsgroep Corsica in Soerabaja, ook wel aangeduid als “Ondergrondse Vereniging Corsica”.
Verschillende bronnen bevestigen dat deze Verzetsgroep radiografisch contact had met de Nederlandse inlichtingendienst in Australië en Intelligence verrichtte ter voorbereiding van tenminste 4 geallieerde bombardementsvluchten naar Soerabaja.
De Verzetsgroep Corsica stak in de nacht van 21 Juli 1943 op verschillende plaatsen in Soerabaja Vuurpijlen gelijk lichtkogels af om militaire doelen in de haven te markeren zodat Amerikaanse bommenwerpers uit Australië gericht hun dodelijke lading konden afwerpen, vandaar de naam Vuurpijl-affaire.
Geallieerde bommenwerpers voerden in de nacht van 9 op 10 november 1943 weer en bombardement uit op strategische doelen in Soerabaja. Het verzetswerk werd bekroond door de succesvolle bijdrage aan de operatie die in militaire kringen bekend staat onder de codenaam “Transom”. Op 17 mei 1944 zetten bijna 100 (honderd) vliegtuigen van het Britse vliegkampschip HMS Illistrious en Amerikaanse vliegkampschip USS Saratoga een gecombineerde aanval in op strategische doelen in Soerabaja : de olie-installaties in Wonokromo, ´ machinefabriek Braat in Ngagel en de Marine installaties in de haven van Tandjoeng Perak. Tenminste één getuige meldde dat het Verzet met spiegeltjes lichtsignalen gaf om de geallieerde vliegtuigen te leiden naar hun doelen. De opvolgende nacht werden de doelen nogmaals bestookt door Amerikaanse zware bommenwerpers.
Verdachten van de Vuurpijlaffaire werden gearresteerd, naar de Werfstraatgevangenis afgevoerd en daar maandenlang verhoord en gemarteld. Albert Stephen Marinus Ingram werd op 28 november 1944 gevonnist door een militaire Gerechtshof en met andere kopstukken van de Verzetsgroep Corsica zoals Johannes Dias en Petrus Nanlohy samen met de toenmalige leider van het Soerabajaans ondergronds verzet Nanne Halie weggevoerd en waarschijnlijk allen op 1 december 1944 door de beruchte Militaire Politie Ken-Pei-Tai geëxecuteerd in de Djatibossen van Bodjonegoro. Alle vier liggen begraven in hetzelfde massagraf met opschrift “Verzamelgraf Bodjonegoro”.
J.W.F Meeng Hoofd van het Bijkantoor Soerabaja van de Opsporingsdienst Overledenen O.D.O., onderdeel van het Departement van Justitie, publiceerde eind 1949 in verschillende kranten in Nederlands-Indië een namenlijst van illegale strijders van Soerabaja betrokken bij de z.g.n. Vuurpijl-affaire. Albert Stephen Marinus Ingram werd in de krant expliciet vermeld als “….kopstuk van de ondergrondse vereniging Corsica” . In zijn persoonsdossier in het Nationaal Archief staat aangegeven: “behorende tot de Vuurpijl-affaire”.
Deze illegale acties werden in Nederlands-Indië bekend als de "Vuurpijl-affaire". Desondanks raakte dit verhaal in Nederland in vergetelheid en wordt tot op heden nooit erkend als Verzetsdaad uitgevoerd door de “Ondergrondse Vereniging Corsica” in samenwerking met de Geallieerden tegen de Japanse bezetters.
Zijn weduwe Wilhelmina Elisabeth Ingram-Bisschoff, sinds 07/08/1940 met hem getrouwd en haar kinderen hebben voor Albert Stephen Marinus Ingram nooit erkenning als Verzetsstrijder gekregen
Geplaatst door Peter van den Broek op 11 december 2022