Hantje de Jong

1906-1944

Hantje-de-Jong.jpg

Oorlogsslachtoffer

Is 38 jaar geworden

Geboren op 11-03-1906 in Burgwerd (Wonseradeel) 

Overleden op 28-10-1944 in Rotterdam 



Afbeeldingen

0

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Verzetsgroep L.O. L.K.P. Rotterdam

Hantje de Jong (roepnaam Hans) is geboren op 11 maart 1906 te Burgwerd (Friesland) in de gemeente Wonseradeel als zoon van Tjeerd de Jong en Aagje Feitsma. In het gezin van de familie De Jong worden tien kinderen geboren, 9 jongens en 1 meisje.... Lees meer
Hantje de Jong (roepnaam Hans) is geboren op 11 maart 1906 te Burgwerd (Friesland) in de gemeente Wonseradeel als zoon van Tjeerd de Jong en Aagje Feitsma. In het gezin van de familie De Jong worden tien kinderen geboren, 9 jongens en 1 meisje. Eén zoon, die al de naam Hantje droeg (geboren in 1905), is na tien maanden overleden. Vader Tjeerd de Jong is veehouder. De boerderij staat midden in de Friese Greidhoek in het buurtschap Hemert bij Burgwerd en onder de rook van Bolsward. Al vanaf de 19e eeuw wordt deze boerderij gepacht door de familie De Jong. De eerste pachter is Foppe Piers de Jong, de overgrootvader van Hans, die in 1807 met zijn gezin de boerderij betrekt. Tjeerd Arends de Jong neemt het bedrijf over in 1901 van zijn vader Arend Foppes de Jong, die ruim 87 jaar op de “Himert” heeft doorgebracht.Vrije Universiteit Op 29 september 1927 verhuist Hans de Jong op 21-jarige leeftijd naar Amsterdam om aan de VU te gaan studeren. Zijn (eerste) nieuwe adres in de hoofdstad is aan het Frederik Hendrikplantsoen, net buiten de grachtengordel. Hij komt daar “in de kost” bij de familie Saager. Op 22 oktober van het jaar zet hij zijn eerste handtekening in het “Album Discipulorum in Academia Libera Reformata” en is daarmee ingeschreven als student aan de VU onder nummer 1286. De Rector Magnificus op het moment van inschrijving is professor A.A. van Schelven. Ieder jaar opnieuw wordt deze handeling herhaald onder betaling van 20 gulden. Hans blijft ongeveer een jaar bij de familie Saager en verhuist op 20 november 1928 naar de Vondelstraat 168, waar hij zijn intrek neemt bij de familie De Graaf. De hoofdbewoner van de woning is dominee S.G. de Graaf, gereformeerd predikant in Amsterdam. Hans blijft bijna drie jaar bij de familie De Graaf inwonen. In die periode woont daar ook vanaf februari 1929 tot juni 1930 Douwe Buwalda. Douwe en Hans zijn oud-klasgenoten van het gymnasium in Leeuwarden en zijn in die gymnasiumtijd vaak met elkaar opgetrokken. Douwe studeert klassieke talen aan de VU. Zoals Hans en Douwe eerder op zondag trouwe bezoekers waren van de Koepelkerk in Leeuwarden, zullen zij ook zeker in Amsterdam vaak onder het gehoor van ds. De Graaf hebben gezeten.In de zomer van 1931 vertrekt Hans naar Friesland en woont dan bij zijn ouders in Wommels, waar vader Tjeerd de Jong op 1 april 1926 een boerderij aan de Bolswarderweg 144 heeft gekocht. In januari 1932 gaat hij weer naar Amsterdam en woont dan niet meer in de Vondelstraat maar op de Da Costakade 132. Dat is dan ook zijn laatste periode in Amsterdam want na zijn kandidaatsexamen op 1 juli 1932 keert hij nog diezelfde maand terug naar Wommels. Niet duidelijk is waarom zijn zesde en laatste inschrijving in oktober 1932 is, terwijl hij al in juli 1932 zijn kandidaatsexamen heeft gedaan. De meest voor de hand liggende verklaring is, dat Hans de mogelijkheid open wilde houden om met een doctoraalstudie te beginnen. De laatste twee handtekeningen – in 1931 en 1932 – bij de inschrijving zijn van de hiervoor genoemde hoogleraren Dooyeweerd en Vollenhove, dan in hun functie als Rector. De laatstgenoemden zullen al in het begin van de jaren dertig het nationaal socialisme sterk bekritiseren. Zij zullen zeker hebben bijgedragen aan de geestelijke vorming van student Hans de Jong en zijn zeer fanatieke afkeer later van het nazisme. Over zijn studie op de VU is weinig bekend. Wel blijkt uit de Almanak van het studentencorps dat hij een aantal functies heeft vervuld. Zo is hij op zeker moment praeses van de Theologische Faculteitsvereniging. Verder is hij actief als fiscus van de Oratorische Vereniging “Demosthenes”. Ook is hij lid van een van de gezelligheidscommissies, n.l. de muziekcommissie.Voorburg Na zijn studententijd aan de VU, die hij in vijf jaar voltooit, wordt hij per 1 oktober 1932 benoemd als hulpprediker van de Gereformeerde kerk in Voorburg. Als Hans de Jong in 1932 geslaagd is voor zijn kandidaatsexamen aan de VU schrijft hij zich na de zomer voor de zekerheid wel weer in aan de VU maar komt toch datzelfde jaar nog in contact met de Gereformeerde Kerk in Voorburg. Deze gemeente is op zoek naar een nieuwe hulpprediker. De predikant van deze kerk in Voorburg is ds. W.S. de Vries. Sinds een jaar is in de Gereformeerde Kerk van Voorburg kandidaat W.J. van Otterlo hulpprediker. Hij heeft zijn kandidaatsexamen aan de VU een jaar eerder gedaan dan Hans de Jong, nl. in 1931. Van Otterlo heeft een beroep aangenomen naar Oosterend (Fr.), waar hij op 20 november 1932 zal worden bevestigd als predikant. De kerkeraad besluit dan in september 1932 weer een hulpprediker te benoemen. Deze benoeming zal zijn voor één jaar. “Een zestal candidaten worden genoemd, aangaande wie Praeses inlichtingen zal trachten te verkrijgen”. Zo staat het genotuleerd in het verslag van de kerkeraadsvergadering van 1 september 1932. Besloten wordt van deze zes “allereerst candidaat de Jong te vragen”, hoewel “van ds. S.G. de Graaf in Amsterdam nog geen inlichtingen betreffende de Jong zijn ontvangen”.In de notulen van de volgende kerkeraadsvergadering lezen we dan: “Praeses doet nog mededeeling dat Cand. de Jong van Wommels in Voorburg is geweest en met de betrokken commissie heeft onderhandeld en dat het schrijven van Ds. de Graaf van Amsterdam is ontvangen wat onverdeeld gunstig is. Met instemming van al de brs. die met Cand. de Jong gesproken hebben, wordt besloten Cand. de Jong tot hulpprediker te benoemen en hem hiervan zoo spoedig mogelijk bericht te doen, wijl hij ook een benoeming heeft naar Hoorn”. In de vergadering van 30 september 1932 wordt Hans de Jong dan tot ouderling benoemd, waarmee hij officieel hulpprediker in de Gereformeerde Kerk van Voorburg is geworden.Daarom verhuist Hans op 3 december 1932 vanuit de Da Costakade in Amsterdam naar Voorburg waar hij zijn intrek neemt bij de familie Van der Mast in de Laan van Heldenburg. Het kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk is daar vlakbij aan de Laan van Oostenburg 21. Dit kerkgebouw is op 15 december 1910 in gebruik genomen. Vanwege de snelle groei van het aantal leden is de kerk later – in 1926/1927 – ingrijpend uitgebreid met o.a. twee zijgalerijen en een nieuwe voorgevel onder toezicht van architect Tjeerd Kuipers. Nog voor de oorlog, in 1939, is het kerkorgel gerestaureerd. De kerk is in 1987 buiten gebruik gesteld en gesloopt. De andere twee kerkgebouwen van deze gemeente zijn de Noorderkerk aan de Bilderdijklaan en de Effathakapel aan de Effathalaan.Uit de Kerkeraad Dat Hans de Jong heel graag wil evangeliseren blijkt wel uit de volgende zin uit de notulen in het najaar van 1932: “Cand. de Jong vraagt of zijn arbeid voor de Evangelisatie zich beperkt tot één onderdeel nl. de jongensclub. De Kerkeraad spreekt uit, dat hij in alle onderdeelen kan meewerken. Hij blijft geheel vrij en kan overal hulp verleenen, waar dit gewenscht wordt geacht”. Uit alles blijkt dat Hans bij zijn werk als hulpprediker en later ook als predikant een voorkeur heeft voor het evangelisatiewerk. Daarvoor kan hij in deze gemeente alvast het voortouw nemen en zijn ideeën gestalte geven. Ook blijkt al zijn bijzondere gave om jongeren te motiveren en te activeren. Als Hans in maart 1933 een beroep krijgt van de Gereformeerde Kerk van Bozum, geeft hij op de kerkeraad aan dat hij “groot bezwaar heeft tegen het beroep dat hij ontving”. Hij is er te bekend en zal bij een ouderling in de kost komen. Hij heeft zijn bezwaren al kenbaar gemaakt. “De Kerkeraad wenscht niet tusschen hem en zijn beroep te gaan staan, doch waar hij meent dat zijn werk in onze gemeente zoo weinig beteekent, spreken verschillende brs. uit, dat zijn arbeid door de gemeente zeer gewaardeerd wordt”. Dit beroep wordt door hem tot blijdschap van de kerkeraad niet aangenomen. In september 1933 wordt besloten om de hulpprediker weer voor de tijd van een jaar onder dezelfde condities te benoemen. Hans de Jong neemt de herbenoeming aan. Hij dankt de kerkeraad, dat hij “in Voorburg onder leiding van ds. De Vries zich mag voorbereiden voor zelfstandig werk in een gemeente”.Hoek van Holland Het zal dan nog een jaar duren voordat dit werkelijkheid wordt: In de notulen van 13 september 1934 “wenscht de Praeses Cand. de Jong geluk met het beroep, dat deze ontving naar Hoek van Holland”. Er komt dan een einde aan zijn periode als hulpprediker in Voorburg. In een volgende vergadering van de kerkeraad zegt hij daarover dat hij “blij is tot zelfstandig werk geroepen te zijn, maar toch dankbaar dat God zijn weg naar Voorburg geleid heeft, waar hij onder leiding van Ds. de Vries het loopen mocht leeren. Hij weet zich te kort geschoten te zijn. Hij dankt Ds. de Vries voor diens leiding”.Predikant Op zijn verzoek wordt aan hulpprediker De Jong ontheffing verleend uit het ambt van ouderling. Zijn ontslag is dan “tegen 31 december”, terwijl hem de laatste weken vakantie wordt geschonken. Op 13 januari 1935 zal hij dan bevestigd worden als predikant in Hoek van Holland. Voordat een kandidaat zijn werk als predikant begint moet deze nog zijn zogenaamde preparatoir examen afleggen voor de classis. Hans zal dit examen eind november doen. Daarom besluit de kerkeraad dat zijn werk in november door de Praeses en de ouderlingen zal worden verlicht. Midden in de winter, op 2 januari 1935, verhuist Hans de Jong vanuit Voorburg naar Hoek van Holland en neemt zijn intrek in de pastorie aan de Strandweg. Dit is wat hij graag wil, uit roeping een gemeente dienen als predikant. Nu is het eindelijk zo ver.De Christelijke HBS In de vergadering van de kerkeraad op 6 april 1933 wordt “Candidaat de Jong” gefeliciteerd met zijn benoeming tot leraar Godsdienst aan de Christelijke H.B.S. in Leiden, het tegenwoordige Visser ’t Hooft Lyceum. Deze school is nog steeds in hetzelfde gebouw aan de Kagerstraat gevestigd. Waarschijnlijk is deze benoeming tot stand gekomen, doordat een zwager van ds. De Graaf uit Amsterdam les geeft aan deze HBS. Het ligt voor de hand dat Hans hem thuis bij de familie De Graaf geregeld heeft ontmoet. Deze zwager, dr. August La Fleur is aan deze school werkzaam als scheikundeleraar en woonachtig in Oegstgeest. Hij zal na de oorlog Hans herdenken in het boek “IN MEMORIAM” met als ondertitel “Gevallen leraren in de periode van 1940 – 1945”. Hoewel Hans de Jong zijn werk als leraar aan de H.B.S. met enige aarzeling begint, heeft dat jarenlang een grote plaats in zijn leven ingenomen. Als hij later verhuist naar Hoek van Holland blijft hij aan deze school verbonden. Hij gaat dan op lesdagen met de trein naar Leiden en ’s middags soms lunchen bij collega La Fleur, die in Oegstgeest op loopafstand van de school woont.Hoek van Holland Op 6 januari 1935 doet Hans de Jong zijn intree als predikant van de Gereformeerde Kerk in Hoek van Holland. Ook in dat dorp aan de Nieuwe Waterweg is de pastorie een centraal punt waar veel jongeren zich thuis voelen. “Ze moesten maar eens genezen worden van het idee dat een dominee een onnatuurlijk mens zou zijn”, zo meent hij. Hij straalt energie en levenslust uit. Op het strand staat hij op zondagmiddag in zijn grijs colbertje evangelisatie- werk te doen. Hij brengt het evangelie in een gloedvolle toespraak, deelt traktaatjes uit en en gaat met mensen in gesprek. Het is hem op het lijf geschreven. Daarnaast blijft hij zijn werk als leraar aan de HBS in Leiden doen; hiervoor reist hij drie keer in de week per trein naar Leiden.Mobilisatie Als op 28 augustus 1939 de mobilisatie wordt afgekondigd en veel militairen in Hoek van Holland gelegerd worden in en rond fort Maasmond aan de kust, is dat voor hem aanleiding zich ook op hen te richten. Hij maakt veel vrienden onder de militairen, spreekt regelmatig in de militaire tehuizen en belegt contactavonden waar militairen en ook dorpsbewoners welkom zijn. Zijn huis wordt een centrum waar de militairen altijd welkom zijn. Op zondagmorgen, na de kerkdienst, is de pastorie soms overvol met militairen, waaronder veel mariniers. In die mobilisatietijd wordt er ook een vluchtelingenkamp ingericht voor opvang van buitenlandse Joden. Ook daarop richt hij zijn zorg en aandacht.Oorlog Als de oorlog in mei 1940 werkelijk uitbreekt, neemt het aantal vluchtelingen toe. Vooral veel inwoners uit het zwaar gehavende Rotterdam komen als vluchteling aan en hebben hulp en onderdak nodig. De oorlog is begonnen, de hulp aan onderduikers ook. Voor Hoek van Holland zijn vanaf de eerste oorlogsdag de gevolgen zeer ernstig. Al in de vroege morgen van vrijdag, 10 mei, vinden er in Hoek van Holland de eerste schermutselingen plaats. Een deel van de Duitse parachutisten, aangevlogen door Duitse transportvliegtuigen, landt bij vergissing niet op vliegveld Ockenburg bij Den Haag maar in het Staalduinse bos ten noordoosten van Hoek van Holland. De militairen in en bij het fort krijgen het zwaar te verduren, ook omdat de dreiging vanuit de rug komt. In de loop van die vrijdag en ook de dagen erna vinden er hevige beschietingen plaats en wordt het dorp Hoek van Holland zwaar gebombardeerd en gemitrailleerd door Duitse vliegtuigen.Op maandagavond 13 mei, om kwart voor elf, het is dan tweede Pinksterdag, komt het bericht dat een deel van Hoek van Holland moet worden geëvacueerd. Daaronder valt ook de Strandweg, waar de pastorie van ds. De Jong staat. Ook hij moet vertrekken. De enige bagage die hij kan meenemen: een paar preken en een aantal sigaren. Hij neemt die nacht zijn intrek bij ds. Van de Brink in ’s-Gravenzande. Onderweg daar naar toe zegt hij tegen zijn huishoudster, mevrouw Van Dorp: “We hebben toch in elk geval een fijne winter gehad”. Het tekent zijn positieve karakter. Dinsdags volgt een grote stroom vluchtelingen vanuit Hoek van Holland in de richting van ‘s-Gravenzande. Op zaterdag 25 mei kunnen de mensen weer terug naar huis. ‘s Zondags daarop is er maar een klein groepje kerkgangers. Het blijft nog gevaarlijk. ’s Nachts wordt er soms nog gebombardeerd en de brandbommen vallen in de onmiddellijke omgeving van kerk en pastorie. Een deel van het meubilair wordt uit voorzorg ergens anders ondergebracht en terwijl Hans de Jong ’s nachts bij kennissen slaapt woont hij overdag vier maanden lang in een half lege pastorie. Als hij een keer met een van zijn ouderlingen naar huis terugloopt moeten ze voor het dreigend gevaar schuilen in een rioolbuis. Het zijn voor hem bewogen maanden, waarin hij veel pastoraal werk verzet in zijn gemeente en daarbij veel mensen hulp en troost biedt.Rotterdam-Charlois Als Hans de Jong in augustus 1941 naar Rotterdam-Charlois verhuist komt hij in een stad die door de oorlog getekend is. Hij wordt vanaf het eerste moment geconfronteerd met de problematiek van een stad in oorlogstijd. De naweeën van het eerste oorlogsjaar zijn in Rotterdam-Charlois nog voelbaar aanwezig. Rotterdam is in aanloop naar de oorlog vanuit militair opzicht van strategisch belang geweest. Niet alleen vanwege de Maasbruggen, die een belangrijke verbinding vormen tussen noord en zuid maar ook o.a. door de havens, de aanwezigheid van militaire troepen, de olieraffinaderijen en niet te vergeten vliegveld Waalhaven, dat grenst aan de wijk Charlois in Rotterdam-Zuid. Dat vliegveld is dan op de tiende mei ook één van de eerste doelwitten en wordt door de Duitse Luftwaffe voor het eerst rond 4 uur in de vroege morgen zwaar gebombardeerd. Daarbij raken gebouwen in brand en worden Nederlandse jachtvliegtuigen vernield. Na een tweede aanvalsgolf een uur later is de verwoesting compleet. Daarbij wordt de verdediging van het vliegveld, die bestaat uit ongeveer 600 man, voor een deel uiteengedreven. Nadat er honderden Duitse parachutisten zijn geland en ook andere Duitse luchtlandingstroepen zijn aangevoerd breken er hevige gevechten uit met aan beide zijden tientallen doden. Tegelijkertijd zijn ook in Rotterdam de eerste gevechten uitgebroken. Ook het grote bombardement op Rotterdam op Pinksterzondag 10 mei laat zijn sporen na. De inwoners van de havenstad aan de Maas worden geconfronteerd met de vernietiging, de dodelijke slachtoffers en de vele gewonden. Veel mensen ontvluchten de zwaar gehavende stad. Ook blijft vanaf die eerste donkere oorlogsdagen de onderdrukking en repressie van de Duitse bezetter in de havenstad toenemen. Deze zal zijn dieptepunt bereiken in de laatste oorlogsjaren met o.a. de liquidatie van verzetsstrijders en gijzelaars, de deportatie van 12000 Rotterdamse Joden, de grootschalige en zinloze vernielingen van havenwerken en kademuren eind september 1944 en de grote razzia op 10 en 11 november 1944. Dan worden ongeveer 52000 weerbare mannen in de leeftijd van 17 tot en met 40 jaar uit Rotterdam en Schiedam weggevoerd naar het oosten voor arbeidsinzet, het grootste deel (ca. 40.000 man) naar Duitsland.Hans de Jong komt dan ook bij zijn verhuizing naar Rotterdam in een stad, die de verschrikkingen van dat eerste oorlogsjaar nog lang niet te boven is. Hij neemt echter vanaf het begin in zijn nieuwe woonplaats een duidelijk en ferm standpunt in, zoals ook eerder al in Hoek van Holland. Zijn werk als predikant in de kerkelijke gemeente van Rotterdam-Charlois eist daardoor alle aandacht en energie op. Hij houdt zich niet afzijdig en dat openbaart zich al in zijn houding ten aanzien van de Arbeidsdienstplicht. In mei 1941 wordt deze dienstplicht ingesteld en deze wordt verder geconcretiseerd op 1 april 1942 in het Arbeidsdienstplichtbesluit. Ook worden later alle vroegere militairen opgeroepen zich te melden voor krijgsgevangenschap en komt er een meldingsplicht voor studenten en alle 18- tot 35-jarigen. Hoe langer de oorlog duurt en hoe meer de mensen gebukt gaan onder de bezetting, des te meer raakt hij ook betrokken bij het illegale verzet.In het verzet L.O. en L.K.P. In de zomer van 1943 begint dat met het verlenen van hulp aan onderduikers. Veel mensen kloppen bij hem aan en nooit tevergeefs. Hij is voortdurend op zoek naar adressen om zo mensen die gevaar lopen een veilig onderkomen te bieden. Hij wordt lid van de L.O. en de K.P. in Rotterdam-Zuid. Verder wordt hij actief in de spionagegroep Albrecht en maakt hij deel uit van de “zwarte”of “illegale” A.R. partij in Rotterdam. In een krantenartikel van oktober 1945 bij de herdenking in Charlois wordt daarover geschreven: Ds. De Jong sprak, zowel van de kansel, als op catechisatie en huisbezoek, duidelijke taal. Hij wist zich geroepen door zijn Zender en voelde zich genoodzaakt te strijden voor gerechtigheid en waarheid en tegen het Nationaal Socialisme en de bezettende macht. Radicaal was hij en zeker daarom kwam de jeugd op hem af. Naast zijn drukke pastorswerk wist hij altijd nog gelegenheid te vinden om plaatsing en werk te zoeken voor onderduikers, om te zorgen voor levensonderhoud en distributiebescheiden. Hij was de vraagbaak voor tal van illegale organisaties, zoals de “zwarte” centrale AR-partij in Rotterdam. In de pastorie werden veel besprekingen gevoerd door de groep Albrecht. De pastorie, waar ds. De Jong met mevr. Van Dorp de jongens en meisjes, de vaders en moeders ontving en met hen sprak over de vele moeilijkheden van die dagen, had veel weg van een dokterswoning. Het liep er af en aan. Consequent wees hij alle medewerking af aan arbeidsdienst, arbeidsinzet in Nederland, tewerkstelling in Duitsland, het verrichten van graafwerk, etc.. Daarbij gaat hij zo ver, dat hij “er voor naar het Maasstation gaat en iemand van de treeplank van de trein haalt om hem te weerhouden zich als arbeidsslaaf te laten gebruiken.Zie vervolg: Het Verhaal Bewaard bij verzetsman Chris Cattel Sluiten
Bron: www.hantjedejong.nl en Dalton-HBS Den Haag

Geplaatst door Stichting WO2 Sporen JvZ op 26 augustus 2018

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Gem. Begraafplaats Crooswijk te Rotterdam


Vak/rij/nummer D10
Ligging: Gem. Erehof

Nationaal archief

Bekijk
Menu