De tanker MARISA vertrekt op 15 mei 1941 uit Freetown (Sierra Leone) in ballast met bestemming Curaçao. Het schip vaart alleen en is onbewapend. Kort na vertrek wordt de Marisa gedetecteerd door de Duitse onderzeeboot U-107 (Kapitän leutnant Günter Hessler), die haar begint te schaduwen. Hessler heeft daarna een dag nodig om in een goede aanvalspositie te komen terwijl de Marisa nietsvermoedend verder vaart. Om 21.30 uur op 16 mei wordt het schip getroffen door een torpedo van de U-107 aan bakboord zijde in de machinekamer. Daarbij komen twee opvarenden om, waaronder de vierde machinist Cornelis Marinus Kandel. De motoren en verlichting vallen uit en de Marisa stopt. De bemanning verlaat het schip kort na de ontploffing in drie reddingboten, na vergeefs een SOS te hebben uitgestuurd. De onderzeeboot komt boven water en vuurt om 21.50 uur een tweede torpedo af, die de tanker raakt in de boeg. Maar de Marisa zinkt niet en Hessler opent het vuur met zijn dek kanon. Na 20 schoten ontploft een granaat in de loop, waardoor het kanon onbruikbaar wordt. De Marisa is intussen achter weggezakt en er is brand uitgebroken, maar drijft nog steeds op onbeschadigde compartimenten in de boeg. De U-107 gaat daarop nog dichter naar de tanker toe en probeert met het 20mm luchtafweer geschut om de scheepshuid te doorboren en het schip op die manier tot zinken te brengen. Maar ook bij dat wapen ontploft een kogel in de loop, waardoor het onklaar raakt. Uiteindelijk zinkt de Marisa weg. De reddingboten zetten koers naar land, maar raken elkaar snel kwijt. Op 20 mei wordt een reddingboot gevonden door het Britse korvet HMS COLUMBINE (K 94) (T/Lt S.J. Lavis, RNR) en op 23 mei een tweede boot door het Britse patrouilleschip HMS SURPRISE. Beide schepen lopen enkele dagen later binnen in Freetown. De derde reddingboot met de kapitein aan boord bereikt de kust bij Soubane (Frans Guinee) op 23 mei. Later worden de opvarenden overgebracht naar Freetown, waar ze op 3 juni aankomen. Sluiten