Johannes Lourens Kautz
1904-1945
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Johannes Kautz
Over het door Johannes Kautz gepleegde verzetswerk werd na afloop van de oorlog vrijwel nimmer gesproken. Vanzelfsprekend gebeurde dit tijdens de bezettingsjaren 1940-1945 uit veiligheidsoverwegingen helemaal niet. Kautz hielp bij het samenstellen van illegale krantjes en bezorgde deze ook. Verder was hij onderduikers behulpzaam bij het zoeken naar onderduikadressen. Vooral in Norg, Veenhuizen en de omgeving van Zeist, omdat hij in die regio’s nogal wat vrienden en kennissen had. Van beroep was Kautz autobuschauffeur bij de Haagsche Tramweg Maatschappij (HTM). Op het eindpunt van zijn buslijn aan het Alb. Thijmplein in Spoorwijk woonde de groenteboer Hakkert. Van hem kreeg Kautz groenten en aardappels, terwijl hij zo lang dat mogelijk was ook groenten in zijn eigen volkstuintje oogste. Vlees voor onderduikers kreeg hij van slager Nuijen aan de Goeverneurlaan in Den Haag.
's Nachts kookte mevrouw Kautz het eten. Op de fiets bezorgde Kautz met achterop zijn op 27 december 1938 geboren dochter Maria Cornelia (Mieppie) de etenswaren bij de onderduikadressen. Mieppie droeg dan een cape waar het eten in verborgen was. Werden ze aangehouden dan vertelde Kautz dat hij onderweg was naar een dokter, omdat zijn dochter ernstig ziek was. Verder deed mevrouw Kautz de was voor de onderduikers.
Gepaard met veel kabaal en geschreeuw is tot driemaal toe een inval gedaan in huize Kautz aan de Stastokstraat 11 te Den Haag. Eenmaal is zelfs door een deur heen geschoten. Er was kennelijk verraad in het spel. Toen volgde de mededeling dat moeder en de kinderen zouden worden meegenomen, als bij een volgende keer
Johannes niet thuis zou zijn. Die volgende keer kwam in september 1944. Voor Kautz werd afgevoerd, is hij nog even naar het toilet geweest. Later bleek waarom. In de toiletrol had Kautz zijn ring en een horloge verstopt. Vermoedelijk heeft de bekentenis van een zwaar gemartelde verzetsvriend Kautz de das omgedaan.
Na zijn arrestatie werd Kautz overgebracht naar de Scheveningse gevangenis. Via Amersfoort, Kleve en Luttringhausen kwam hij in het Duitse concentratiekamp Dachau terecht. Daar mocht hij de bevrijding nog meemaken. Zijn door dysenterie en vlektyphus verzwakte lichaam begaf het op 10 mei 1945. In 1960 werden zijn stoffelijke resten op het Waldfriedhof bij het concentratiekamp Dachau gevonden. Na identificatie is hij overgebracht naar Nederland.
Mevrouw Maria Johanna Kautz-Hoebe, geboren op 8 december 1904 te Rotterdam, was na de arrestatie van haar man gevlucht met haar twee dochtertjes Dina Prinetta en Maria Cornelia. Ze kregen onderdak bij haar broer die in Rotterdam woonde. Pas op 3 december 1947 ontving zij van het Rode Kruis het definitieve bericht dat haar man was gestorven. Al die tijd had zij met haar kinderen in onzekerheid geleefd.
In de hal van het hoofdkantoor van de HTM in Den Haag is een gedenkplaat aangebracht, waarop de naam van Kautz voorkomt.
Johannes Laurens Kautz heeft zijn laatste rustplaats gevonden op het ereveld te Loenen, vak E nr 711.
SluitenGeplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 14 januari 2019