Machinist Maarten Eldert Krul vaart op het vrachtschip TOBELO van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM). Dat schip wordt, samen met de TOGIAN (ook een KPM schip) in februari 1942 naar Koepang (Timor) gestuurd om daar de eigen strijdkrachten te helpen ondersteunen. Maar een Japanse invasiemacht landt op Timor op 19 februari en de situatie wordt snel slechter. Ontsnappen lukt niet meer en de TOGIAN wordt op 20 februari door de eigen bemanning tot zinken gebracht op de rede van Koepang. Met de TOBELO lukt dat niet en de bemanning verlaat het schip. De volgende dag wordt het schip door de Japanners ingenomen en later weer in de vaart gebracht als TOBI MARU. Op 1 juni 1945 wordt het schip getorpedeerd door de Britse onderzeeboot HMS TIPTOE en gaat verloren. Op 20 februari 1942 gaan vijf officieren van de TOBELO samen van boord en vluchten naar het eiland SEMAU, voor de kust van Timor. Onder hen ook Maarten Eldert Krul. De vijf ontmoeten drie gevluchte Australische soldaten en duiken als groep onder. Maar Krul wordt in de weken daarna ziek en overlijdt op 16 april aan de gevolgen daarvan. Hij wordt terplekke begraven, maar later in de oorlog overgebracht naar een begraafplaats in Koepang. Na de oorlog wordt hij opnieuw overgebracht, nu naar het Nederlandse Ereveld Kembang Kuning in Surabaya (Java). Zijn mede vluchters worden daarna toch gearresteerd. De vier andere officieren worden, met een aantal anderen, geëxecuteerd door de Japanners op 7 mei 1942 in Koepang. Sluiten