Gerardus van Belkom

1923-1945

0

Oorlogsslachtoffer

Is 21 jaar geworden

Geboren op 10-09-1923 in Drunen 

Overleden op 28-01-1945 in Hannover, Stadtkreis Hannover 



Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

“Auf Wiedersehen!“

“Ik bracht hem naar de bushalte”, herinnert mevrouw Jo van Belkom (1926) zich. “Hij bleef naar me zwaaien tot hij me niet meer kon zien. Ik was vijftien, hij was achttien.” Tweeëneenhalf jaar later, in 1945, komt ze hem op dezelfde plek weer... Lees meer

“Ik bracht hem naar de bushalte”, herinnert mevrouw Jo van Belkom (1926) zich. “Hij bleef naar me zwaaien tot hij me niet meer kon zien. Ik was vijftien, hij was achttien.” Tweeëneenhalf jaar later, in 1945, komt ze hem op dezelfde plek weer ophalen: de mannen komen terug uit Duitsland. Maar haar broer is er niet bij. “Waar is Gerard?” vraagt ze aan een vriend uit de derde bus. “Ik weet het niet”, is zijn antwoord.

Gerardus van Belkom wordt geboren op 10 september 1923 in Drunen, Noord-Brabant. Hij is het eerste kind van Gertruda en Adrianus van Belkom. Een jaar later volgt broer Bertus en twee jaar daarna zus Jo. Als Jo enkele maanden oud is, overlijdt plotseling hun vader na een zeer kort ziekbed. Gerard is dan drie jaar, Moeder achtentwintig.

Het jonge gezin woont dan al in bij Opoe en Bartoom, Moeders moeder en broer, aan het Groene Woud in Drunen. Terwijl Opoe voor de kinderen zorgt, maakt Moeder schoon op het gemeentehuis om de kost te verdienen. Haar weekloon is net voldoende voor het dagelijkse levensonderhoud. Groenten en aardappelen halen ze uit hun eigen moestuin.

Ondanks het harde bestaan is de sfeer in huis warm.


Als Gerard zijn lagere school heeft afgerond, moet ook hij als dertienjarige geld in het laatje gaan brengen. Hij begint als schoensnijder bij Rex, een schoenfabriek aan de Drunense Torenstraat. Op zaterdagmiddag helpt hij zijn moeder in het gemeentehuis en in zijn vrije tijd geniet hij bij De Jonge Wacht - de voorloper van De Verkenners - van de spellen en het ravotten in de bossen. Hij is trots op zijn uniform.

Gerard en Jo trekken steeds meer samen op. Gerard heeft veel vrienden, en hun zussen zijn vriendinnen van Jo. Op zondag neemt hij haar vaak mee naar een jeugdmiddag in Heusden, bij het Wapen van Amsterdam. “Dat was altijd leuk”, glundert Jo. “Met z’n allen op de fiets. Gerard met zijn eigen fiets, ik met die van ons moeder.” “Gerard zorgde altijd goed voor mij.”


In 1940 breekt de Tweede Wereldoorlog uit. In eerste instantie leidt het Brabantse gezin daar niet sterk onder. Maar naarmate de jaren vorderen en het regime van de Duitsers strenger wordt, komt ook voor hen de dreiging dichterbij. Steeds meer Duitse mannen moeten naar het front, waardoor er nieuwe fabrieksarbeiders nodig zijn voor de Duitse oorlogsindustrie. Jonge werkloze mannen uit bezette gebieden worden verplicht deze fabriekstaken in Duitsland te vervullen. Gerard heeft werk, dus vooralsnog kan hij – net als zijn broer Bertus – blijven waar hij is. Dat komt goed uit, want naast zijn baan bij Rex is hij gestart met een opleiding in Waalwijk: hij wil modelleerder worden, schoenontwerper. Maar als het aantal nodige krachten in Duitsland groeit en ook niet-werklozen verplicht worden om zich in te zetten voor het Duitse Rijk, krijgt ook Gerard een oproep. Hij moet zich als dwangarbeider melden bij het Arbeidsbureau in Waalwijk. Jo van Belkom: “Het was onduidelijk wat de Duitsers met hem of met ons zouden doen als hij zou weigeren.” Dus moet hij gaan. “Toch leek Gerard niet angstig over wat hem te wachten stond. Hij zag het gewoon als werk. We dachten dat het voor een paar maanden was en waarschijnlijk vond hij het ook wel avontuurlijk om naar het buitenland te gaan. Die kans kreeg je destijds niet vaak.”

Zijn moeder is minder gerust op de Duitse oproep.

Op 28 juli 1942 brengt Jo haar achttienjarige broer met de fiets naar de bushalte bij de remise aan de Drunense Grotestraat. Moeder is te emotioneel en heeft thuis al afscheid genomen. Jo weet nog precies hoe Gerard op de lijndienst naar Kaatsheuvel stapte: “Hij was goed gekleed. Hij had een houten koffer bij zich met wat overhemden, zijn goede jas, een paar boterhammen voor onderweg en een kerkboekje dat de jongens meekregen van meneer Pastoor, als steun tijdens moeilijke momenten.”

Met vier vrienden reist Gerard via Kaatsheuvel naar Tilburg, waarna ze de trein naar Venlo nemen die hen naar hun eindbestemming brengt: Hannover, Duitsland.

Enkele maanden later vertrekt ook Bertus als dwangarbeider naar Duitsland. Moeder en Jo blijven achter met Opoe en haar broer.


Gerard en zijn vrienden worden met veertien andere Brabanders ondergebracht in een houten barak – een Duitse ‘lager’ - in Hannover-Stöcken; een groot kamp net buiten Hannover dat ze delen met duizenden andere dwangarbeiders uit heel Europa. Verschillende keren moeten ze van barak wisselen vanwege wandluis.

Gerard is ingedeeld bij de ‘gummi-fabrik’, ook wel de ‘Conti’ genoemd; de Continental Gummiwerke AG waar vooral vliegtuigbanden en gasmaskers worden gefabriceerd. Zijn rooster wisselt elke week in een dag-, avond of nachtploeg. Eten kan hij in hun eigen barak bereiden, of met voedselbonnen verkrijgen in de kantine van Stöcken of de Conti. Maar het karige loon en de bonnen zijn nooit voldoende voor de zware fysieke arbeid die hij moet verrichten. De aanvullende voedselpakketten die zijn moeder hem stuurt zijn dan ook meer dan welkom. Zo probeert Gerard zo goed mogelijk gezond te blijven.

Regelmatig ontvangt zijn thuisfront brieven en kaarten van hem en soms komt er ook een foto. Zoals die van Gerard en zijn kameraden voor hun nieuwe barak in oktober 1942. ‘Herinnering aan mijn verblijf in Duitsland’ schrijft hij achterop aan zijn moeder.

Gerard schrijft over de vele angstige momenten veroorzaakt door bombardementen op Hannover, waarvoor hij vrijwel dagelijks de schuilkelders in moet. Slapen doet hij op een dunne strozak onder twee dekentjes. Enige rustmomenten haalt hij uit de zondagen. Als hij niet hoeft te werken gaat hij met vrienden naar Hannover, om - als goed Katholiek - naar de kerk te gaan, of om te wandelen, een café of bioscoop te bezoeken.

In juni 1943 – Gerard is dan bijna een jaar in Hannover – blijkt duidelijk hoezeer hij het thuisfront mist. Hij schrijft zijn zus:

“<..> wanneer je deze brief krijgt moet je er niet lang mee wachten om terug te schrijven. […] Nu met mij gaat het ook nog goed en ben goed gezond, dat is toch de hoofdzaak. Maar toch hoop ik dat ik weer gauw thuis mag zijn, want daar is het altijd nog het beste. […] Ik had al verlof aangevraagd maar heb mijn papieren weer terug gehad, en vertelde ze ons dat we niet eerder mogen dan Februari.”

Enkele maanden later schrijft hij:

“Van de binnenstad is niets meer over die is totaal verwoest. […] ik heb er nu genoeg van hoor. En wanneer ik nu thuis kom blijf ik voortaan thuis. […] Ik breng dan zeker wat mee maar ik weet niet wat, want je kunt hier bijna niets krijgen.”

Mevrouw Van Belkom: “Ik kan me herinneren dat hij uiteindelijk wel thuis is geweest met verlof. Maar gebleven is hij niet, want hij was toch bang voor represailles van de Duitsers.” “Misschien nog een jaar, zei hij. Dan ben ik voorgoed thuis en hoef ik niet onder te duiken.”

Op 5 juli 1944 ontvangt Zus, een verre nicht, opnieuw een kaart van Gerard. Nummer 20, staat er op.

“Ik ben nog altijd gezond en hoop van jullie hetzelfde. […] Ja Zus wij zijn nog niet aan het einde wie weet wat er nog boven ons hoofd hangt. Maar laten we het beste maar hopen, wij kunnen er toch niets aan veranderen. Ontvang verders allen de hartelijkste groeten van een verre vriend, Gerard. Daaag.”

Na deze kaart blijft het stil vanuit Hannover. Zowel zijn familie als vrienden horen niets meer van Gerard. “De post loopt ernstig vertraging op, werd er gezegd”, vertelt Jo van Belkom nu. Jo en haar moeder kunnen niets anders doen dan afwachten.

Dan in 1945, Noord-Brabant is al enkele maanden bevrijd, gonst er een bericht door Drunen. De bussen met de Brabantse dwangarbeiders zijn gesignaleerd! Jo snelt op haar fiets naar de remise en ziet de bussen aankomen. Verschillende Drunense jongens stappen uit, maar Gerard ontbreekt. Een goede vriend van Gerard zegt niet te weten waar hij is. “Ik weet nog hoe hij me schuchter aankeek toen hij dit zei.” Verward fietst Jo weer naar huis. Moeder heeft een slecht voorgevoel.

Een dag later ziet Moeder meneer Pastoor hun grindpad op fietsen. Ze weet het gelijk. Haar vermoeden wordt bevestigd: Gerard komt niet meer thuis. Hij is in Duitsland ziek geworden en is op 24 januari in een ziekenhuis overleden. Meneer Pastoor heeft het bericht ontvangen van Gerards vriend. “Die jongen, toen ook een jaar of twintig, wist zich waarschijnlijk geen raad met de boodschap en liet het overbrengen over aan meneer Pastoor.” Deze vriend had ook Gerards laatste spullen meegenomen uit Duitsland: “Zijn sjaal, zijn kerkboekje. En: een schrift.”

Dan blijkt dat Gerard vrijwel dagelijks heeft bijgehouden wat hij heeft gegeten en waar, wat voor dienst hij had, hoe laat er lucht- of ‘flieger’-alarmen waren en waar hij heeft kunnen schuilen. Dagboek I, staat er op de voorkant. Met twee data: 28-7-’42 en 16-2-’43. “Hij moet dus meer dagboeken hebben geschreven, maar die hebben we nooit gezien”, vertelt Jo.

Intussen houdt Moeder Van Belkom diep in haar hart hoop op haar zoons thuiskomst. “Regelmatig sprong ze ’s nachts uit bed naar de achterdeur omdat ze droomde dat Gerard buiten stond te wachten.” Totdat er in november 1945 een officieel poststuk op de mat rolt: een brief van het Rode Kruis. “Met alleen de melding dat Gerard was overleden. Pas toen liet Moeder de harde boodschap toe.”

Na zijn overlijden is Gerard in Hannover begraven. Zes jaar later heeft de Dienst Identificatie en Berging hem overgeplaatst naar de Drunense begraafplaats, dicht bij zijn familie. Sindsdien wordt zijn graf door de Oorlogsgravenstichting onderhouden. In mei 2016 is Gerard voorgoed herbegraven op Nationaal Ereveld Loenen, vak E, grafnummer 1418.

Aan welke aandoening Gerard heeft geleden en in welk ziekenhuis hij overleed, blijft decennia lang onduidelijk voor de familie. “De oorlog was voorbij en iedereen probeerde niet teveel meer achterom te kijken”, vertelt Jo. “Maar al die jaren leven in continue onzekerheid over wat er met hem is gebeurd, hoe lang hij in het ziekenhuis heeft gelegen, waaraan hij is overleden, dat is hopeloos”, weet Jo.


En dan, halverwege 2016, duikt er door een toevallige samenloop van omstandigheden een document op uit Hannover. Ruim zeventig jaar na Gerards overlijden leest de 89-jarige mevrouw Jo van Belkom dat haar broer Gerardus van Belkom op 28 januari 1945 om 16.30 uur is overleden in het Tuberkulosenkrankhaus Heidehaus van Hannover. Hij leed aan Longentuberkulose en Kehlkopftuberkulose.

Gerard is eenentwintig jaar geworden.

Dagboek I is een van Gerards belangrijkste nalatenschappen geworden voor zijn familie. Jo blijft het schrift haar hele leven herlezen, tot op de dag van vandaag. Met op de laatste bladzijde, als laatste woorden, Gerards onbedoelde afscheidsgroet: “Auf Wiedersehen”.

Sluiten
Bron: Tekst geschreven door Anke van Bergen na een interview met zuster J.A. van Belkom

Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 23 juli 2021

Bidprentje van Gerardus van Belkom

Bidprentjesbestand van Frans Peeters
Bron: www.bidprentjes-archief.nl

Geplaatst door frans peeters op 01 juli 2017

39f0e1d73de8413df738c047392d0e1d v1

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een verhaal of document toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

Nationaal Ereveld Loenen


Vak/rij/nummer E1418
G.van Belkom.jpg

Monument

Naam:
Loenen, Ereveld Loenen

Plaats:
Apeldoorn

Loenen, Ereveld Loenen

Leg bloemen op dit graf

Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen
Bloemen en kransen
Menu