Dina de Leve-Cohen
1919-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 25 jaar geworden
Geboren op 16-10-1919 in Groningen
Overleden op 20-05-1945 in Mauthausen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Zes weken voor de bevrijding bezweken: het verdrietige lot van Dineke de Leve-Cohen
Dineke werd als Dina Cohen geboren op 16 oktober 1919 in een royale bovenwoning aan de Oosterstraat 33 in Groningen. Haar vader, Simon Heiman Cohen, had in het pand beneden een grossierderij in haarden en kachels en allerlei huishoudelijke artikelen. Haar moeder, Amalia Hemelrijk, kreeg nog twee kinderen, Zadok Simon (1920) en Heina (1924), maar beiden werden slechts twee jaar oud.
In 1934 verhuisden Simon, Amalia en Dineke naar Haren, naar een herenhuis aan de Rijksstraatweg.
Dineke was, volgens de mensen die haar gekend hebben, een pittig en knap meisje. Zij kwam graag bij het gezin van de bedrijfsboekhouder van haar vader: Gerhardus Smilde, aan de Kromme Elleboog in Haren.
Dineke Cohen (midden) op bezoek bij de familie Smilde
Verpleegster
Dineke wist al jong wat zij wilde worden: verpleegster. In 1937 ging ze naar Amsterdam om daar de opleiding te volgen. Twee jaar later woonde zij weer enkele maanden bij haar ouders in Haren om in januari 1940 te verhuizen naar de Oostersingel 59 in Groningen, waar zij een baan kreeg in het Stads- en Academisch Ziekenhuis.
Verloofd en getrouwd Korte tijd later verloofde Dineke zich met Dirk Frederick de Leve uit Rotterdam. In oktober 1940 trouwden zij en vestigden zich aanvankelijk in Rotterdam.
Toen de Jodenvervolging werd ingezet, dook het jonge stel onder in Den Haag. Daar zijn beiden in mei 1944 opgepakt en twee weken gevangengehouden in de gevangenis van Scheveningen. Op 3 juni werden zij afgevoerd naar Westerbork, waar ze (als straf voor het onderduiken) in barak 67 terechtkwamen, de strafbarak. Op 31 juli volgde transport naar Theresienstadt.
Dwangarbeid
Dirk de Leve werd op 28 september 1944 gedeporteerd naar Auschwitz. Dineke volgde enkele dagen later: op 1 oktober 1944 werd zij met de trein van Theresienstadt naar Auschwitz gebracht. Na selectie werd zij aangewezen om dwangarbeid te verrichten in de dependance van de Arado vliegtuigfabriek in Freiberg, Duitsland. In een voormalige porseleinfabriek werden onderdelen gemonteerd voor gevechtsvliegtuigen, waaronder bommenwerpers met straalmotoren. Dineke kwam er met het transport van 12 oktober 1944 aan.
De dwangarbeiders waren geregistreerd in Kamp Flossenbürg; Freiberg was een nevenkamp van Flossenbürg. Dineke had het gevangenenummer 54378. Tot eind maart 1945 werkte zij in de vliegtuigfabriek. Op 14 april werden de dwangarbeiders per trein afgevoerd naar concentratiekamp Mauthausen, Oostenrijk, ‘op de vlucht voor de bevrijders’, in dit geval de Russen. Een reis die ruim twee weken duurde, deels in open treinwagons.
Mauthausen
Dineke Cohen was al ziek op het moment dat het transport naar Mauthausen werd ingezet. Een van de metgezellen van Dineke tijdens de treinreis van Freiberg naar Mauthausen was de Duitse Lisa Scheuer. In 1988 schreef Scheuer een autobiografie getiteld ‘Vom Tode, der nicht stattfand’. Daarin beschrijft zij wat er gebeurde na aankomst in Mauthausen.
Op 29 april moesten de gevangenen zich laten registreren voor doorzending naar het zigeunerdeel van Kamp Mauthausen. Urenlang stonden zij te wachten op de appèlplaats. Lisa Scheuer: ‘Uiteindelijk kwam de opdracht om ons volledig uit te kleden. Alle vodden die we nog aan ons lichaam hadden, moesten we uittrekken. Daarna waren we nog meerdere uren, nu volledig naakt, op de betonvloer. Eindelijk gaf de kampleiding het bevel dat wij naar het beruchte Gypsykamp moesten marcheren. Twee zieke vrouwen, die wij al in Freiberg in de ziekenwagon op een brits hadden gelegd, bleven liggen op de appèlplaats. We realiseerden ons pas op het moment dat we moesten gaan marcheren, dat ze gestorven waren. Een jonge Hollandse en een oudere Tsjechische vrouw. We moesten hen laten liggen, konden hen niet meenemen naar het zigeunerkamp. Het enige wat we konden doen was snel een dodengebed uitspreken en dan doorgaan.’
Na de uitkomsten van de zogenaamde ‘Uitsluitingsprocedure’ en uit meerdere documenten mag worden geconcludeerd dat het hier om Dineke Cohen ging. Een joodse medegevangene die Dineke op de appèlplaats heeft zien sterven en die zelf de bevrijding van Mauthausen op 5 mei 1945 meemaakte, heeft haar overlijden later gemeld bij het Nederlandse Rode Kruis. Daarbij is echter een andere datum opgegeven: 20 maart en de overlijdensoorzaak: ‘frozen tot death’. Op 20 maart was het transport uit Freiberg echter nog niet aangekomen in Mauthausen. Er was maar één transport met vrouwelijke gevangenen van Freiberg naar Mauthausen en dat arriveerde op 29 april 1945. Aangenomen wordt nu dat 29 april de juiste datum is. Het ‘frozen to death’ mag niet letterlijk genomen worden, maar kan worden gezien als aansluitend op de beschrijving van Lisa Scheuer: het lange koude wachten, naakt op een betonnen vloer.
Dirk de Leve, de echtgenoot van Dineke, overleefde de kampen. Hij hertrouwde met Bernice Sherbaw. Dirk kreeg uiterlijk in 1985 de informatie van het Rode Kruis. Met de verkeerde datum. Bernice Sherbaw heeft in 1992 een getuigenis afgelegd voor de database van Yad Vashem en ook daar de datum in maart genoemd, als ook de toevoeging ‘frozen to death. Ook op het Nederlands monument in Mauthausen is deze datum vermeld achter de naam van Dineke.
Het is uitermate wrang én verdrietig dat Dineke Cohen slechts zes dagen voor de bevrijding van Kamp Mauthausen (5 mei 1945 door de Amerikanen) bezweek aan de ontberingen. Ze werd 25 jaar.
Geplaatst door Wil Legemaat op 09 april 2019