Henri Christiaan van der Logt
1906-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 38 jaar geworden
Geboren op 30-04-1906 in Harderwijk
Overleden op 12-03-1945 in Rotterdam
Beroep
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Polizeibeambte Alfred Rest
ich habe hier in Wuppertal nur einen Alfred Rest gefunden, Alfred Julius Rest, geb. am 17.11.1906 in RonsdorfVerheiratetVerstorben am 16.11.1978 in Wuppertal-Barmen.Alfred Julius Rest war bereits vor Kriegsbeginn Polizeibeamter und ist nach...
Lees meer
ich habe hier in Wuppertal nur einen Alfred Rest gefunden, Alfred Julius Rest, geb. am 17.11.1906 in RonsdorfVerheiratetVerstorben am 16.11.1978 in Wuppertal-Barmen.Alfred Julius Rest war bereits vor Kriegsbeginn Polizeibeamter und ist nach Ende des Krieges bei der Polizei geblieben.Stadtbetrieb Historisches Zentrum
213.4 StadtarchivWuppertal
Sluiten
Bron: Stadsarchief Wuppertal
Geplaatst door Popke Berend de Jong op 21 januari 2020
Verslag executies
12 MAART 1945: OP HET HOFPLEIN EN DE PLEINWEG IN ROTTERDAM WERDEN 40 VERZETSSTRIJDERS GEFUSILLEERD. Mijn oom Theo Booij verloor zijn leven in verband met zijn werk voor het illegale blad ‘De Nederlander’. Wij vonden op het internet, deze...
Lees meer
12 MAART 1945: OP HET HOFPLEIN EN DE PLEINWEG IN ROTTERDAM WERDEN 40 VERZETSSTRIJDERS GEFUSILLEERD. Mijn oom Theo Booij verloor zijn leven in verband met zijn werk voor het illegale blad ‘De Nederlander’. Wij vonden op het internet, deze verklaring van Alfred Rest, de Duitse commandant van het executiepeleton, verantwoordelijk voor de dood van Theo Booij, mijn moeder’s oudere broer, op 12 maart 1945. Het is eigenlijk ongelooflijk dat deze man na de oorlog zo’n uitgebreid en gedetailleerd, maar daarnaast ook erg kille, verklaring heeft kunnen geven. Laten we het maar naast ‘Befehl ist Befehl’ ook maar ‘Deutsche Gründlichkeit’ noemen! Theo Luykenaar Hofplein: 98. Booij, Theodorus Bijlage 4 VERKLARING VAN ALFRED REST, COMMANDANT VAN HET ROTTERDAMSE EXECUTIEPELOTON: Op een dag in maart 1945 ging ik tezamen met majoor Scholz per auto naar de Algemene begraafplaats ‘Crooswijk’ te Rotterdam, alwaar de begrafenis zou plaats hebben van de beambten der Sicherheitspolizei, genaamd Koster en Römer. Beiden laatstgenoemden waren in Rotterdam-Zuid op of in de omgeving van de Pleinweg doodgeschoten. Op weg naar de begraafplaats kwamen wij over het Hofplein. Daar zag ik een militair op straat liggen. Wij stapten uit en de militair bleek een mij bekende Oberwachtmeister van de Ordnungspolizei te zijn. Hij was zwaar gewond en vertelde ons, dat hij tijdens de uitoefening van zijn dienst beschoten was door twee burgers, die op de fiets passeerden. Ik hield een wagen van het Duitse leger, die toevallig passeerde, aan en gaf de bestuurder opdracht de gewonde Oberwachtmeister naar het marinelazaret in het diaconessenhuis aan de Westersingel over te brengen. Majoor Scholz en ik reden verder naar de begraafplaats. Theo Booij Onderweg spraken wij over het gebeurde en onze mening was, dat het een zeer laaghartige aanslag was geweest, temeer de Oberwachtmeister als zeer lui bekend stond en volgens onze mening niemand persoonlijke haat tegen hem kon koesteren. Ik heb Scholz niets horen zeggen over eventueel te nemen represaillemaatregelen, ik weet echter niet wat hij met Wölk heeft besproken. Op de begraafplaats aangekomen, troffen wij daar Wölk aan en Scholz vertelde hem het gebeurde. Daar wij toen onze plaatsen innamen in de rouwstoet, heb ik dit gesprek tussen Scholz en Wölk niet gehoord. Deze en de volgende dag hoorde ik niets meer over het voorval met de Oberwachtmeister. Tot op de avond van de 11e maart majoor Scholz het bevel kreeg, om op de morgen van 12 maart 1945 door de Ordnungspolizei twee executies te doen voltrekken, welke executies plaats moesten vinden op het Hofplein als represaille voor de aanslag op de Oberwachtmeister en op de Pleinweg als represaille voor de aanslagen op Koster en Römer. Bij beide executies moesten twintig gevangenen worden doodgeschoten. Majoor Scholz droeg mij het bevel op, over het vuurpeloton en zei mij, dat hij, Scholz, in het bezit was van het schriftelijke verzoek van Wölk, waarbij hij aan Scholz verzocht, de executie door de Ordnungspolizei te laten voltrekken. Ik stelde mij in verbinding met de beambte der Sicherheitspolizei Burghoff, die als administrateur voor de overgave van de gevangenen aan ons moest zorgdragen. Op verzoek van voornoemde Burghoff stelde ik een wagen van de Ordnungspolizeimet ongeveer vijf manschappen van de Ordnungspolizeiter beschikking voor het gevangentransport. Dit transport zelf stond onder leiding van een beambte der Sicherheitspolizei. Deze auto moest onze dienst reeds om 4 uur in de morgen van de 12e maart verlaten, ik meen, dat alle of een groot deel van de gevangenen afkomstig was uit de gevangenis te Scheveningen. Daar het gevangentransport niet het werk was van de Ordnungspolizei heb ik, behalve het afstaan van de auto en een bewakingscommando, mij verder niet meer met deze zaak bemoeid. ’s-Morgens omstreeks 8 uur op 12 maart werden de gevangenen aan mij overgegeven door Burghoff en wel in het gebouw van de gemotoriseerde gendarmeriecompagnie in de Witte de Witstraat alhier, in welk gebouw de Ordnungspolizei was ondergebracht. Bij dit overgeven van de gevangenen werden toen door Burghoff nogmaals de namen van deze gevangenen gecontroleerd. Bij deze overdracht waren Sturmbannführer Wölk, majoor Scholz en meerdere beambten der Sicherheitspolizei aanwezig. In totaal werden mij veertig gevangenen overgegeven, namelijk twintig voor het Hofplein en twintig voor de Pleinweg. Daarna werden twintig van de gevangenen bij hun naam afgeroepen en werden gedwongen plaats te nemen in een vrachtauto van de Ordnungspolizei. Deze twintig gevangenen zouden op het Hofplein worden doodgeschoten. In deze vrachtauto namen ook enkele manschappen van de Ordnungspolizei als bewakers plaats. In een andere vrachtwagen van de Ordnungspolizei nam het vuurpeloton plaats, bestaande uit veertig manschappen van de Ordnungspolizei. Tevens werd een commando van ongeveer 25 á 30 manschappen van de Ordnungspolizei, voor het merendeel van Oekraïense nationaliteit, onder bevel van een zekere luitenant Vogler, opgedragen te voet naar het Hofplein te gaan en dit af te zetten. Majoor Scholz ging met zijn eigen auto. De beambten van de Sicherheitspolizei gingen met een wagen van hun dienst, benevens een wagen, die zij van ons geleend hadden, gedeeltelijk per fiets en gedeeltelijk te voet. Door benzinegebrek konden wij namelijk geen onbeperkt gebruik maken van onze auto’s. Ik ging op mijn motorrijwiel. Daarna reden wij allen in colonne naar het Hofplein, alwaar ik eerst de afzetting door de manschappen van luitenant Vogler controleerde en hen gedeeltelijk verplaatste, omdat zij te ver van de executieplaats verwijderd waren. Toen de afzetting in orde was, moesten de twintig gevangenen uit de vrachtauto komen en werden met hun rug opgesteld tegen een zich op het Hofplein bevindende schuilkelder. Ik heb geen bevel gegeven, dat de gevangenen hun handen in de nek moesten houden en ik geloof dan ook niet, dat dit het geval is geweest. De gevangenen werden opgesteld op een onderlinge afstand van twintig á vijfentwintig centimeter. Op een afstand van zes passen tegenover de rij gevangenen liet ik evenwijdig met de rij gevangenen het vuurpeloton zich opstellen. Dit peloton bestond uit veertig manschappen van de Ordnungspolizei, allen gewapend met een met scherpe patronen geladen vuurwapen. De veertig manschappen waren opgesteld in twee rijen van ieder twintig man, de voorste rij in geknielde houding en de achterste rij in staande houding. De manschappen van het peloton waren door vroeger door hen voltrokken executies allen op de hoogte van hun opdracht en wisten dat zij na het vuurcommando ieder éénmaal met scherp moesten schieten op de hartstreek van de tegenover hen staande en aan hen aangewezen gevangene. Ik wees aan ieder paar manschappen van het vuurpeloton, een paar bestaat uit een geknielde man en de achter hem staande man, de gevangene op wie zij bij het vuurcommando moesten schieten. Nadat alles opgesteld was, trad ik tussen de rij gevangenen en het vuurpeloton en vertelde de gevangenen in grove trekken ongeveer het volgende: ‘Wegens de hier plaats gevonden aanslag op een beambte van de Ordnungspolizei wordt u hier als represaille op bevel van de Höhere SS- und Polizeiführer doodgeschoten.’ Dit vertelde ik hen in de Duitse taal. Daarna ging ik aan de zijkant van de opgestelde rij gevangenen en het vuurpeloton staan en wel zo, dat ik zowel het vuurpeloton als de gevangenen in het gelaat kon zien. Op een afstand van vijf á zes meter achter mij stonden Wölk en Scholz. Daarna gaf ik het vuurpeloton het bevel ‘fertig machen’, waarop de manschappen hun reeds geladen geweren ontgrendelden en daarna gaf ik het bevel ‘legt an’, waarop de manschappen aanlegden en richtten op de hen aangewezen tegenover hen staande gevangenen. Daarna gaf ik het bevel ‘Feuer’, waarop ik een vuursalvo hoorde en negentien van de twintig gevangenen ter aarde zag vallen. Eén gevangene bleef staan. Toen hoorde ik achter mij Scholz iets roepen, zag dat het vuurpeloton zijn taak niet naar behoren had vervuld en zag de gevangene wankelen. Tijd om na te denken had ik niet en op hetzelfde moment liep ik op de staande gebleven gevangenen toe, trok mijn dienstpistool en vuurde een schot af in de richting van de hartstreek van de gevangene, op een afstand van naar ik schat 20 á 25 centimeter. Hierop viel ook deze gevangene. Ondertussen hadden de beide manschappen van het vuurpeloton, die ik de staande gebleven gevangene voor de executie had aangewezen, opnieuw aangelegd, zodat ik de kans liep door mijn eigen manschappen getroffen te worden, terwijl majoor Scholz op deze beide manschappen stond te schelden. Alles speelde zich in enkele seconden af. Daarna ging ik langs de rij gefusilleerden en gaf iedere van hen vanaf een afstand van 10 tot 20 centimeter, een genadeschot in de slaap, althans in het hoofd. Toen ik hiermee klaar was, ging ik naar de aanwezige arts en meldde hem: ‘Exekution durchgeführt.’ Daarna onderzocht de arts de gefusilleerden. Mogelijk heeft de arts mij nog opdracht gegeven enkele der gefusilleerden nogmaals een genadeschot te geven. Ook aan deze opdracht heb ik dan voldaan. Daarna meldde ik aan mijn chef majoor Scholz: ‘Execution durchgeführt.’ Daarmee was mijn opdracht vervuld en heb ik mij verder nergens meer mee bemoeid. De rest was voor rekening van de Sicherheitspolizei. Ik gaf het vuurpeloton bevel in te rukken en vertrok ook zelf naar ons bureau in de Witte de Withstraat. Aldaar haalden wij de resterende twintig gevangenen en reden met deze naar de Pleinweg om ze aldaar te fusilleren. Deze executie vond op dezelfde wijze plaats als de voorgaande executie. Ook hierbij waren Sturmbannführer Wölk en majoor Scholz aanwezig. Bij deze executie vielen na het vuursalvo alle te executeren gevangenen ter aarde. Na deze executie heb ik op dezelfde wijze als op het Hofplein de genadeschoten gegeven. Waarom en op welke wijze de ter dood veroordeeling van de gevangenen tot stand was gekomen, weet ik niet. Deze aangelegenheid berustte geheel bij de Sicherheitspolizei. Ik kreeg voor de executie in het algemeen het schriftelijke bevel van Wölk en dat was volgens mij het bewijs, dat de gevangenen langs legale weg ter dood veroordeeld waren. In dit geval kreeg Scholz dit bevel en niet ik. Hij was dan ook zelf als mijn chef aanwezig. Dat ik bij de executie op het Hofplein er toe kwam, de staande gebleven gevangene neer te schieten, vond zijn oorzaak in het feit, dat ik de man geen lange doodstrijd wilde geven, door opnieuw het peloton op te stellen en geen onaangenaamheden met mijn chef te krijgen. (na, cabr, dossier Alfred Rest, geb. 17 november 1906 in Wuppertal, pf Den Haag 110/49)
Sluiten
Bron: Politiedossier Rotterdam 40-45
Geplaatst door Popke Berend de Jong op 15 januari 2020
HET FUSILLEREN OP 12 MAART IN ROTTERDAM
Veertig mannen worden op 12 maart 1945 in Rotterdam door de Duiters gefusilleerd.Twintig van hen worden die dag om half negen in de ochtend doodgeschoten op het Hofplein. Twee uur later worden de andere twintig omgebracht op de Goereesestraat in...
Lees meer
Veertig mannen worden op 12 maart 1945 in Rotterdam door de Duiters gefusilleerd.Twintig van hen worden die dag om half negen in de ochtend doodgeschoten op het Hofplein. Twee uur later worden de andere twintig omgebracht op de Goereesestraat in Rotterdam-Zuid.
De veertig verzetsmensen zijn slachtoffer van een wraakactie van de Duitse bezetter. Hitler heeft in de zomer van 1944 aangekondigd dat 'berechting van illegale werkers gestopt moet worden'. Zonder enige vorm van proces kan de Sicherheitsdienst (SD) verzetsmensen oppakken en straffen. De SD gebruikt dit om het verzet te breken.
De SS- und Polizeifuhrer Rauter geeft in september 1944 het bevel om mensen uit het verzet langs de openbare weg dood te schieten en hun lichamen te laten liggen ter afschrikking van de bevolking. Gearresteerde verzetsmensen kunnen nu zomaar uit hun cel worden gehaald en naar een willekeurige plek gebracht worden om daar te worden vermoord. Ze zijn 'Todeskandidaten'.
Aan het fusilleren van de veertig mannen in Rotterdam gaan drie gebeurtenissen vooraf:
- op 5 maart wordt op de Pleinweg een aanslag gepleegd op SD'er Rohmer en zijn Nederlandse helper Koster
- in de nacht van 6 op 7 maart probeert het Verzet tussen Arnhem en Apeldoorn een vrachtauto buit te maken. Ze schieten op een voertuig en dat blijkt de auto te zijn waarin de hoogste Duitse politiechef in Nederland zit: Rauter. Hij raakt zwaargewond
- op 9 maart vindt op het Hofplein een schietpartij plaats bij een SD'er omkomt. Een jongeman uit het verzet heeft waarschijnlijk geschoten uit angst dat zijn wapen bij een controle zou worden ontdekt.
De Duitse bezetter neemt genadeloos wraak. Op 12 maart worden om vijf uur 's morgens dertig Todeskandidaten uit de gevangenis in Scheveningen gehaald. Ze worden naar een schoolgebouw in de Rotterdamse Witte de Withstraat gebracht. Daar komen er nog tien mannen bij, die gevangen zitten op politiebureau Haagsche Veer.
Twintig van hen worden even na acht uur naar het Hofplein gereden. Ze worden er om half negen doodgeschoten. Hun lichamen blijven een dag liggen.
De twintig anderen worden door soldaten naar Rotterdam-Zuid gebracht. Op de hoek van de Pleinweg met de Goereesestraat worden de twintig gefusilleerd.
De Vallende Ruiter wordt ook in 1958 onthuld. In 1988 wordt De Vallende Ruiter naar de huidige plek op de kop van de Mijnsheerenlaan/hoek Pleinweg verplaatst.
Sluiten
Geplaatst door Popke Berend de Jong op 09 december 2019
Groet mijn Vrouw en mijn Kind
Henri Christiaan van de Logt, getrouwd en vader van een dochtertje, is verraden en op 9 maart 1945 gearresteerd wegen het drukken van een illegaal blad. Hij werd overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Op 12 maart 1945 is hij...
Lees meer
Henri Christiaan van de Logt, getrouwd en vader van een dochtertje, is verraden en op 9 maart 1945 gearresteerd wegen het drukken van een illegaal blad. Hij werd overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Op 12 maart 1945 is hij overgebracht naar Rotterdam en op de Pleinweg gefusilleerd. In totaal een groep van 20 mannen waaronder ook zijn vriend Hans van ’t Veen, die met hem was gearresteerd.
Zijn broer F. van de Logt:
“Gevallene was iemand die het leven liefhad.Hij was een groot levenskunstenaar, die ondanks de vele tegenslagen in zijn leven, als gevolg van de groote crisis zijn omgevings steeds wist te boeien door zijn opgeruimde gesprekken De tegenslagen in zijn leven verbitterden hem niet, doch deden in hem de idee rijzen tot medewerken aan een betere toekomst, waarvan hij zich na de oorlog zooveel voorstelde. Hij zal deze toekomst nooit aanschouwen. Zijn eerlijk karakter gaf hem een te groot vertrouwen in de menschen, hetgeen hem waarschijnlijk noodlottig is geworden.
Vroeg in de morgen van den 9en Maart werd hij in zijn huis gearresteerd tezamen met zijn jonge, enthousiaste vriend Hans van ’t Veen, terwijl zij de krantjes in gereedheid aan het maken waren voor de circulatie., die hij ’s nachts gestencild had. Zijn laatste groet toen hij uit zijn huis werd geleid, golden zijn Vrouw en Kind, toen hij tegen de buren riep: Groet mijn Vrouw en Kind Harry kende de inzet van zijn werk…..
Sluiten
Bron: Opgave voor de Eerelijst der namen van hen die vielen voor het Vaderland
Geplaatst door Popke Berend de Jong op 06 december 2019
Henri Christiaan van der Logt staat ook op monument te:
Voeg zelf een monument toe
Log in om een monument toe te voegenVoeg zelf een verhaal of document toe
Log in om een bijdrage toe te voegenNationaal archief
Bekijk persoonsdossierCategorieën
Leg bloemen op dit graf
Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen