Nadat eerst in begin maart een deel van de bevolking van Atjeh in opstand was gekomen tegen het Nederlandse Gezag en op verschillende plaatsen sabotagedaden door hen waren verricht - waartegen de in Atjeh gelegerde KNIL. brigades moesten optreden - landde op 12 maart 1942 het Japanse 25ste Leger bij KOTARADJA, SABANG, EDI en op 100 km ten Z.O. van MEDANG.Na hevige gevechten met de gelande overmachtige Japanse gevechtseenheden kregen de KNIL. brigades opdracht zich terug te trekken uit KOTARADJA (nu Banda Atjeh) en te verzamelen in het centrale bergland van Atjeh, om van daaruit een guerrilla-oorlog te beginnen tegen het Japanse invasie- leger.Na WOII bleek dat tijdens en kort na de strijd op Noord- en Midden Sumatra de Japanners zich veelvuldig schuldig hadden gemaakt aan ernstige Oorlogsmisdaden. Zo werd nadat Japanse troepen KOTARADJA hadden bezet, een groep van 56 gevangengenomen KNIL. militairen, (8 Nederlanders en 48 Ambonese en Menadonese militairen) door de Japanners opgesloten, als wraak voor het vernielen van het vliegveld van Kotaradja. Zij werden op 15 (25?) maart 1942 geboeid door KOTARADJA gevoerd en in vrachtwagens naar de haven (Oleh- leh gebracht). Daar bracht men de gevangenen aan boord van een Chinees vissersvaartuig; toen het schip buiten de haven op zee was gekomen, werden zij allen door de Japanse bewakers geëxecuteerd en overboord gegooid. Res.Sgt Tkl.KNIL. Jacobus Antonius Theodorus BERG was een van deze slachtoffers. Allen kregen zij daar hun ZEEMANSGRAF. Sluiten