Op het moment dat Marius Ouborg door de Duitsers werd opgeroepen zich te melden voor de Arbeitseinsatz duikt hij onder bij boeren in Bladel. Hij kwam daardoor in contact met boeren die Engelse vliegtuigbemanningen hielpen onderduiken. Hij fungeerde als tolk tussen de boeren en de bemanningen, en was dus een schakel in de ontsnappingslijn die er voor zorgde dat deze bemanningen konden ontkomen naar Engeland via Frankrijk en Spanje. Vermoedelijk werd hij door de Duitser gezocht wegens zijn werk voor de ondergrondse en heeft hij besloten om eind december 1943 naar Engeland uit te wijken. Binnen de familie was afgesproken dat zijn tante als contactpersoon zou fungeren. Bij Maubeuge, een plaatsje in Frankrijk dicht bij de grens met België heeft hij zijn koffertje achtergelaten, later is het koffertje nog bij zijn moeder in de Van Limburg Stirumstraat in Utrecht terechtgekomen.Bij Perpignan in Vichy-Frankrijk is hij eind december 1943 door de Duitsers gearresteerd. Na verhoor en gevangenschap is hij op transport gegaan naar het concentratiekamp Compiègne bij Parijs. Uit het kamp heeft Marius nog een briefkaart gestuurd naar zijn tante met het verzoek om zijn bril op te sturen. Op 22 januari 1944 gaat Marius met vele anderen op treintransport naar het concentratiekamp Buchenwald bij Weimar. Hij krijgt in het kamp Buchenwald het nummer 42125. Een maand later op 22 februari gaat hij wederom op transport naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk en komt in het Aussenkommando (Kdo) Gusen te werken. Marius kreeg echter last van open wonden aan zijn benen en is vermoedelijk door uitputting gestorven. Sluiten