Cornelis Versluis

1909-1940

1418177982.JPG

Oorlogsslachtoffer

Is 30 jaar geworden

Geboren op 12-12-1909 in Giessendam 

Overleden op 22-05-1940 in Mill en Sint Hubert 



Militair onderdeel

Onderscheiding
BL.

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Gevallen voor het Vaderland

Onderstaand artikel is in maart 2005 verschenen in De Kroniek, het kwartaalblad van de Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen, de reactie op het artikel in De Kroniek van juni 2005. GEVALLEN VOOR HET VADERLAND 22 mei1940 Onlangs... Lees meer

Onderstaand artikel is in maart 2005 verschenen in De Kroniek, het kwartaalblad van de Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen, de reactie op het artikel in De Kroniek van juni 2005.

GEVALLEN VOOR HET VADERLAND

22 mei1940

Onlangs ontving de redactie de volgende brief met foto:

‘‘Wij brachten een bezoek aan de begraafplaats in Giessen-Oudekerk en direct links is een graf van een voor ons onbekende soldaat, gevallen voor het vaderland!

Het is mooi, het is net een monument, of is het een MONUMENT?

Wie is soldaat C. Versluis, was hij een Giessendammer?? Wat was 6-C.PN? Waarom het ‘BRONZEN LEEUW’? Waar heeft hij gevochten, is hij gewond geraakt. Allemaal vragen??

Wordt er een krans gelegd op 4 mei? Gemeentebestuur of de Oranjevereniging, bloemen door de schoolkinderen.

We willen het graag weten, dus we vragen het aan de Geschiedkundige Vereniging.

Graag antwoord in De Kroniek.

Dank U.

Twee Bezoekers.’’

Bovenstaande brief lijkt niet minder dan een noodkreet en daarom ben ik zelf alvast maar op zoek gegaan naar de achtergronden van deze gevallen soldaat.

Het was al vrij snel bekend dat C. Versluis afkomstig was uit Giessendam, maar vóór de gemeentelijke herindeling werden de overledenen daarvandaan ook in Giessen-Oudekerk begraven.

Normaal gesproken wordt er in De Kroniek alleen geschreven over personen of gebeurtenissen uit Giessenburg of Schelluinen, maar voor deze soldaat maakt de redactie graag een uitzondering. Hij ligt immers al bijna 65 jaar begraven op het kerkhof van Giessen-Oudekerk!

Cornelis Versluis bleek in ieder geval wel voor te komen in de computer van onze Geschiedkundige Vereniging.

De afdeling genealogie gaf mij de volgende gegevens:

‘Cornelis Versluis, geboren rond 1910, overleden te Sint Hubert op 22 mei 1940. Hij was gehuwd met Antje van Dam.

Zijn vader was Kors Versluis, geboren te Hardinxveld op 20 september 1878, overleden aldaar op 21 juni 1916. Zijn moeder was Grietje Blokland, geboren te Hardinxveld op 29 oktober 1878. Zij trouwden op 18 maart 1905 te Hardinxveld.’

Ook de vader van Cornelis Versluis is dus heel jong overleden.

Na wat informeren kwam ik terecht bij Cees Versluis, de zoon van Cornelis, de gevallen soldaat.

Zijn vader werd op 12 december 1909 geboren in Buitendams. Hij trouwde rond 1933 met Aantje van Dam en zij kregen vijf kinderen. De jongste, Cees, werd geboren in 1939. Toen Cees 11 maanden was, is zijn vader gesneuveld in Mill in De Peel.

Mill en Sint Hubert lagen vlakbij elkaar en vormden één gemeente.

Mill heeft in 1940 een sleutelpositie ingenomen in het geheel van verdedigingslinies aan de oostgrens van Nederland. Mill was een van de plaatsen die als eerste geconfronteerd werden met de onverhoedse inval van de Duitsers. Het gevecht bij Mill op 10 mei 1940 heeft landelijke bekendheid gekregen. Dienstplichtig soldat der Genie, Cornelis Versluis, heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Hij maakte deel uit van de 6e Compagnie Pioniers (‘Soldaat 6-C.PN’) die gelegerd was in De Peel.

De Peel en de verdediging tegen de vijand

Vanaf de Middeleeuwen gold De Peel als ondoorgankelijk voor de vijand. Bij een militaire inspectie in 1912 bleek dit toch tegen te vallen. Slechts de helft van de 75 kilometer was slecht doorgankelijk veenmoeras en om de rest van de afstand tussen Nederweert en Grave goed te verdedigen zou het hele veldleger nodig zijn. Daarom keurde de minister van Defensie op

3 maart 1936 het plan goed dat inhield dat van dreigend oorlogsgevaar het ontoegankelijke deel van De Peel (± 35 km), door het aanleggen van versperringen, mijnenvelden en inundaties en het opblazen van de bruggen over de Zuid-Willemsvaart, een snelle opmars van de Duitse troepen moest verhinderen. Eind 1935 was reeds besloten een vertragingslijn aan te brengen vlakbij de Duitse grens, bestaande uit rivierkazematten bij de bruggen over de Maas en bij Nederweert, welke werden bemand door de Politietroepen. Deze kazematten waren nog in aanbouw toen Hitler in maart 1936 het Rijnland binnentrok. Door dit laatste werden de strategische belangen verlegd. Men besloot de Maas tussen de bruggen ook te gaan verdedigen en de Peellinie te laten aansluiten in het noorden aan de Maas bij Grave en in het zuiden tot aan de Belgische grens bij Budel.

In 1938 besloot generaal Reynders de concentraties legerkorpsen te combineren met de Strategische beveiliging en de geplande grensversterkingen. Het belangrijkste te verdedigen gebied werd de zogenaamde Vesting Holland. Dit waren de verdedigingswerken rond de provincies Noord- en Zuid-Holland en het westelijk deel van Utrecht, welke voornamelijk dankzij de inundatiemogelijkheid van het voorterrein en de brede rivieren ten zuiden ervan het langst moesten kunnen standhouden. De overige verdediging van het land bestond uit de bewaking van de grenzen als voorverdediging, om bij een aanval de tijd te krijgen de daarachter liggende stellingen te bemannen en versperringen aan te leggen, spoorwegen en bruggen op te blazen en evacuaties te kunnen uitvoeren.

Mei 1940

Op 10 mei 1940 werd de Peel-Raamstelling van Grave tot Budel verdedigd door veertien bataljons infanterie. De stelling kreeg een regiment artillerie toegewezen, bestaande uit 36 oude 8 cm kanonnen uit 1880. Twaalf stukken stonden ten westen van Mill opgesteld, een ander gedeelte ten noorden van Rips en de rest bij Weert.

Als onderdeel van hun aanvalsplan wilden de Duitsers, na het passeren van de Maas, de Peel-Raamstelling doorbreken bij Mill, Deurne, in de sector Helenaveen, Meyel en bij Weert. Bij Mill, Deurne en Weert moest dit gebeuren met behulp van treinen. De doorbraak bij Mill was toebedeeld aan het 26e Legerkorps. Op 10 mei 1940 om 00.00 uur vertrok de Duitse pantsertrein, gevolgd door een troepentransporttrein met 23 wagons, in de richting van de Nederlandse grens. In Hassem werd 1¹/² uur gewacht. De spoorbrug bij Gennep werd zonder slag of stoot gepasseerd omdat deze om 04.00 uur door een in Nederlandse uniformen gekleed overvalscommando in Duitse handen was gevallen. Het Nederlandse plan de brug op te blazen mislukte dus op deze manier. Zo kon de trein met slechts een korte vertraging doorrijden naar Mill en over het Defensiekanaal door de volledig verraste Peel-Raamstelling heen breken. Ten oosten van de halte Zeeland werd het Duitse bataljon uitgeladen om de Peel-Raamstelling in de rug aan te vallen. Vervolgens reden beide treinen door naar de halte Zeeland om, gebruikmakend van de oude wisselplaats, voor de pantsertrein de weg vrij te maken om terug te kunnen rijden. Tijdens het uitladen van het bataljon was aan Nederlandse zijde duidelijk geworden dat de oorlog was uitgebroken. Enkele militairen zagen kans om op de spoordijk aspergeversterkingen (in een betonbodem te verankeren dubbele T-ijzers) aan te brengen en enkele reeds op scherp gestelde mijnen op te graven en onder de rails te leggen. Dit ondermijnen in het zicht van de naderende trein gebeurde op bevel van genieofficier Jaap Sneep. De mijnen bleken niet te werken, maar de asperges wel. Het gevolg was dat de terugkerende pantsertrein op de hindernis liep en met donderend geweld ontspoorde. Het was toen omstreeks 05.45 uur.

Uit het hieronder geplaatste gedicht blijkt dat Cornelis Versluis uit Giessendam hierbij betrokken was.

HET AFSCHEID

Tussen gevallen bloesem

Staat ernstig hun kommandant

En meldt aan zijn mannen met weemoed

De val van het Vaderland...

De sekties zijn kleiner geworden

De regen valt recht naar benee…

En een bittere machteloosheid

Zakt over 6 CP

Zij geven met stugge monden

Karabijnen en kogels terug,

Zij schuiven met heftige rukken

De ransels van hun rug…

Eens droegen zij eendere helmen

En een eendere karabijn,

Zij voelen een eendere woede

Nu zij ontwapend zijn…

De signalen hebben geen waarde

Appel en reveille geen zin,

Zij zagen de grauwe kolonnes,

Zij missen hun koningin…

Vergeten is ‘Blonde Mientje’

En het ‘Ezeldrijverskind’

Hun zang is volkomen verloren

Nu het land hun troep ontbindt.

Bij Mill op die vrijdagmorgen

Ontspoorde de pantsertrein

Dat deden hun dappere makkers

Tit, Scholte, Versluis en Gordijn.

Zij hebben hun doden begraven,

De vrouw met het grootste gezin

Heeft gul hun plezierkas gekregen

Met driehonderd gulden erin.

Het laatste signaal is geblazen,

De paarden zijn weggeleid.

Ook de ruwste der treinsoldaten

Heeft, om zijn paard, geschreid.

Dan geven zij aan elkander

Voor het laatst een soldatenhand

En gaan als soldaten verloren

In het verloren Vaderland.

G.J. van de Waal

De ontsporing heeft, voor zover bekend, aan vijf Duitsers het leven gekost. Volgens de Duitse gegevens lag de eerste wagen met antitankkanon te water, een tweede over de vernielde brug, de derde en de vierde waren in elkaar geschoven en ook de locomotief was beschadigd. Een gedeelte van de trein, waaronder de radiowagen, bleef echter rechtop staan zodat de Duitsers nog om luchtsteun konden vragen. Onderaan de spoordijk lagen twee kazematten die de trein niet onder vuur konden nemen, terwijl dat omgekeerd wel mogelijk was. Zij konden dan ook snel worden uitgeschakeld. Hevig vuur van Nederlandse zijde kwam uit kazemat 534 en vanuit de loopgraven van ruïne Kapelhof. Zij beschoten de trein met één zware en vier lichte mitrailleurs. Alle kogels ketsten op het pantser af. Wel kon worden belet dat de vijand de trein aan de noordzijde van de dijk verliet. Er volgden nog wat schietpartijen, doch de honderden Duitsers uit de trein waren spoedig meester van de situatie. Vervolgens werd de Peel-Raamstelling door de Duitsers aangevallen en trok men door naar Mill waar men toch nog op heftige weerstand stuitte. Wat was er gebeurd? Een pas enkele dagen tevoren gearriveerde artillerieafdeling met oude, uit 1880 daterende, vuurmonden lag in de Duitse aanvalssector en werd nu plotseling in de flank en in de rug bedreigd. Wachtmeester A. Nikkel liet de vuurmonden van zijn batterij daarom 120 graden naar rechts draaien, waarna ze zodanig waren opgesteld, dat ze over elkaar heen moesten vuren. Dit was tegen alle regels in, maar er was geen tijd te verliezen. Toen bleek dat met deze vier kanonnen de vijand niet kon worden gestopt, werden ook de twee andere batterijen met veel moeite gedraaid en ingezet. Als waarnemer zat wachtmeester M. Reinards schrijlings op de nok van een dak. Het afslaan van de Duitse aanval door artilleristen zonder infanteriebescherming en met kanonnen uit 1880 is een prestatie die uniek is in de krijgsgeschiedenis.

Uiteindelijk namen de Duitsers dan toch om 11.00 uur het gebied ten zuiden van Mill in en werd Mill om 12.30 uur bezet.

Om 20.40 uur werd de Peel-Raamstelling door de Duitsers doorbroken. Daarna gingen de gevechten in alle hevigheid door, maar op 11 mei om 08.45 uur berichtten de Duitse patrouilles dat er niet meer werd geschoten. De Duitse opmars was weliswaar met bijna een etmaal vertraagd, maar de slag om Mill was geëindigd.

Cornelis Versluis was actief betrokken bij het laten ontsporen van de trein en bleef als een soort krijgsgevangene in De Peel. Enkele dagen later vroeg de commandant vrijwilligers om de landmijnen op te ruimen. Ook Versluis meldde zich om het uiterst gevaarlijke werk te verrichten. Bij het ontploffen van een der mijnen is Cornelis omgekomen.

Het was 22 mei 1940.

Zijn weduwe Aantje Versluis-van Dam bleef achter met vijf zeer jonge kinderen. Zij is nooit meer getrouwd. Zij kreeg een weduwen- en wezenpensioen, maar moest zich dan wel ‘met nauwgezetheid gedragen naar de hierbij gevoegde Bepalingen’ (punt 3).

Op 15 mei kreeg zij van Generaal-majoor N.J. Karstens bericht dat deze voor zou stellen haar man te zijner tijd te benoemen tot Ridder van de Militaire Willemsorde. Zover is het nooit gekomen, maar in 1946 werd Cornelis Versluis postuum geëerd met het Bronzen Kruis van Verdienste, de Bronzen Leeuw. Hij werd eind mei 1940 begraven op het kerkhof van Giessen-Oudekerk. Hij werd door tien van zijn dienstkameraden daar ten grave gedragen. De commandant van de 6e Compagnie Pioniers sprak als eerste bij het graf en zei dat hij Versluis tot zijn beste soldaten rekende en dat hij met moed, beleid en trouw voor zijn vaderland heeft gestreden.

Daarna spraken ook nog veldprediker Smit en dominee Haring. De belangstelling was zeer groot. Onder de belangstellenden waren aanwezig burgemeester L. Neijens, de wethouders J. Kazen en C. de Jong en de gemeentesecretaris D. Jas.

Aanvankelijk stond op het graf een houten plank met zijn naam C. Versluis erop.

De Oorlogsgravenstichting heeft er in de zestiger jaren voor gezorgd dat de huidige gedenksteen is geplaatst.

Oorlogsmonument in Mill en Sint Hubert

Reeds in 1941 werd het plan opgevat om een waardig monument voor de gesneuvelden op te richten en werd een aanvang gemaakt met een geldinzameling voor dit doel. Dit werd echter gestaakt door de moeilijkheden die de bezetting met zich meebracht. In 1947 en 1948 werd opnieuw de propaganda met kracht voortgezet en kwam door talrijke giften van enige honderden oud-militairen en burgers, vermeerderd met een subsidie van de gemeente, een bedrag bijeen dat nodig was om een waardig monument op te richten. Peter Roovers, een beeldhouwer uit Mook, maakte het monument. Het werd op 10 mei 1949 onthuld.

Op het monument staat onder andere de naam van C. Versluis.

In 1989 is door de stichtingen Menno Coehoorn en Myllesheem een gedenkteken geplaatst vlakbij de plek waar de pantsertrein in 1940 ontspoorde.

Voor zover mij bekend is werden er bij het graf van C. Versluis in Giessen-Oudekerk geen officiële herdenkingen gehouden rond 4 mei. In de afgelopen jaren werd de herdenking altijd gehouden bij de hervormde kerk van Giessen-Nieuwkerk, maar misschien zit ik ernaast. Wel worden ieder jaar op 4 mei om 19.55 uur bloemen op het graf gelegd. Eerst door Jas Zanen, nu door zijn kinderen.

Riët Timmerman

Bronnen:

Mondelinge informatie Cees Versluis.

Mondelinge informatie Bram van Houwelingen, Sijmen Tukker en Henk Harrewijn.

‘Mill, van mobilisatie tot bevrijding’, 1990, Stichting Myllesheem.

Krantenartikel uit ‘Rondom de Giessen’, vrijdag 31 mei 1940.

REACTIE OP…

GEVALLEN VOOR HET VADERLAND

Het hierna volgende is een aanvulling op het uitstekende verhaal van Riët Timmerman in de vorige Kroniek (nr. 1, 26e jaargang) over het leven van Cornelis Versluis (1909-1940) en zijn dood in De Peel. Ook voor het historisch speurwerk verdient zij een groot compliment.

Ik woon sinds 1971 in Giessenburg en heb in die periode van bijna 34 jaar vele vrienden en bekenden mee begraven op het kerkhof van Giessen-Oudekerk. Evenzovele malen passeerde ik bij het betreden en bij het verlaten van het kerkhof het graf van Cornelis Versluis. Het graf valt op tussen alle andere graven en het krijgt een extra accent door het bordje buiten het kerkhof van de Stichting Oorlogsgraven, zeggend dat zich hier een oorlogsgraf bevindt.

Dus las ik het artikel met meer dan gewone belangstelling. Toen las ik ook het prachtige gedicht ‘Het afscheid’, geschreven door ene G.J. van de Waal. Waarom weet ik niet, maar ik had direct het vermoeden dat mijn oudoom Gerrit Jan van de Waal hiervan de auteur was. Ik belde hem zonder dat ik zelfs wist of hij in 1940 ooit in De Peel gelegerd was geweest. De honderdjarige!! viel zowat van zijn stoel van verbazing dat deze episode uit zijn leven opnieuw in de herinnering kwam. Hij herinnerde zich alles en nadat ik hem het exemplaar van De Kroniek gestuurd had, putte hij zich uit in herinneringen, die hij op mijn verzoek op schrift stelde. Mijn oom (zie foto), is in ieder opzicht nog geheel gezond van lichaam en geest en stuurde mij het volgende verhaal over de mobilisatieperiode (1939-1940), dat hij door een vriend heeft laten uittypen.

Van de 1e Sectie van de 5e Compagnie Pioniers

van het 6e Regiment Infanterie

en van de dienstplichtig soldaat

CORNELIS VERSLUIS

van de lichting 1939

over de periode augustus 1939 tot juni 1940

Op 29 augustus 1939 begon de mobilisatie; in het voorste lokaal van een lagere school aan de Amsterdamse Straatweg in Utrecht was het meldingspunt voor de mannen die kwamen. Zij waren van verschillende lichtingen, die samen de 6e Compagnie Pioniers vormden. Er waren vijftien lichtingen opgeroepen, die van 1924 t/m die van 1939. Ieder infanterieregiment had ook een compagnie pioniers (mijnenleggers) en 6 CP betekent dat die compagnie een onderdeel was van het 6e Regiment Infanterie.

Het werd een vreemd gezelschap daar in die school.

Men moest vol in uniform verschijnen, met kepie, beenwindsels enz., maar bij velen van de oudste lichtingen kon het uniform niet meer dicht. Daar is toen gauw verandering in gekomen. Als kapitein stond daar professor Seldenrath uit Delft en als luitenant Van der Beek, een ingenieur van Philips.

De dienstplichtig soldaat Versluis (lichting 1929) zal zich daar (denk ik) ook hebben gemeld – ik ook als toegevoegd hospitaalsoldaat (lichting 1924) van de militaire arts, van wie ik de naam vergeten ben.

Ik herinner mij dat de kapitein in de loop van de dag een oproep deed onder de opgekomen manschappen, of er bij geval een kok bij was – nee, maar een betonwerker uit Amsterdam had wel eens gekookt. Zodoende bleef die onze kok de hele mobilisatie door en hij kookte prima.

Vanuit Utrecht ging de troep, min of meer op orde, al gauw naar Oss, later naar Schaijk, toen weer terug naar Oss. De laatste twee kwartieren waren in en bij de driesprong in Escharen (‘ ’t Hoekske’), enige boerderijen, een kruidenierswinkel, een café, een eierenloods en verder in het land een verlaten klooster en een kegelbaan. Bij al die verhuizingen en al dat gesjouw was natuurlijk Versluis ook betrokken, maar zover ik mij kan herinneren, heb ik hem al die maanden nooit bij de dokter gezien. Ik was op het ziekenrapport zoveel als assistent bij de dokter.

De protestanten onder ons hadden meestal ’s zondags een samenkomst in een lokaal in Langenboom – en zo ook oudejaarsavond van 1939. Rekening houdend met oorlog – wij waren niet voor niets gemobiliseerd – zongen we gezang 293 ‘O, God, die droeg ons voorgeslacht’ en toen midden in de nacht, door de sneeuwjacht teruglopend naar ’t Hoekske. En de jongens maar mijnen leggend, dag in dag uit, week in week uit. Het was geen leuk werk en men was kennelijk in de verwachting van een loopgravenoorlog.

In die dagen trof onze sectie nog een erg triest voorval. Op een donkere avond werd vlak voor het eierenloodsje de soldaat Hendrik Lodewijk Vrieze (uit Varsseveld) door een van onze eigen auto’s doodgereden. Hij werd toen op een tafel gelegd en wij stonden er verslagen bij. Toen hij daarna in Varsseveld werd begraven, spraken de dominee en de kapitein Seldenrath. Er waren een achttal jongens van de sectie die een erewacht vormden – of Versluis daar bij was, weet ik niet. En zo werd het april en mei 1940.’

In dit jaar van herdenking van 60 jaar bevrijding zullen van velen de gedachten zeker zo sterk teruggaan naar 65 jaar geleden, toen alles begon. Mijn oom was (en is) een gelovig man, die in meer dan één gedicht uitdrukking gaf aan zijn gedachten en aan zijn angst, die alle mannen van 6 CP moeten hebben bevangen. In 1939 (ook Cornelis Versluis moest er toen al bij zijn geweest) beschreef hij de kerstnacht te velde:

‘De Grote Beer staat helder boven Brabant,

De bus stopt aan het kruispunt van de Bossche baan,

De keer van klein verlof in deze Kerstnacht weder,

Moet in de witte wereld nog vijf kilometers gaan.

In kreupelhout, in sloten en staketsels,

De diep-verdoken nesten van de mitrailleurs.

In ieder nest een sleuf, in iedere sleuf de lopen

En, in het bouwland, scherp gesteld, de mijnen der mineurs.

‘k Ontmoet op weg veel Katholieke boeren,

Die opgaan, om ’t Kind te wiegen in de kerk van St. Margriet.

Hun schuren zijn gevorderd, hun zolders vol soldaten,

Hun beste gronden zijn geïnundeerd gebied.

Met koude toeten stappen kleine kinders,

Parmantig en klaar-wakker tussen groten mee…

Ik denk aan eigen jeugd en –kinders en aan oorlog

En wat dan mijn lot zal zijn en dat van 6 CP…

Ginds slapen twintig man in ‘ ‘t Overschotje’,

‘de Trekkers’ liggen verder aan dezelfde kant.

Er tegenover is de ‘Stal van Gijsje Goochum’,

‘De Kegelbaan’ en ‘ ’t Lippster’ liggen verder in het land…

De commandant slaapt in die kleine winkel.

Ik vraag de wacht voor ‘het Bureau’ hoe het hem gaat.

Aanschouw met hem, hoe boven slapende soldaten

De sterrenpronk en –pracht en –praal van deze Kerstnacht staat.

Dan sta ik voor mijn krib, begin mij uit te kleden.

Ik hoor de verre klokken luiden voor de mis

En ik bedenk, met huiver, hoe bij Kind en Kribbe,

Toch, alle eeuwen door, er oorlogsgruwel is.’

In mei 1940, kort voor het uitbreken der vijandelijkheden, schreef hij een gedicht dat klinkt alsof hij het tragisch lot van Cornelis Versluis en de zijnen had voorvoeld:

‘ Aan de mannen van 6 C.P.

In het Klooster, op zalen en vliering

En achter in ’t boerencafé

Daar liggen in winterkwartiering,

Wij mannen van 6 C.P.

Gekomen uit steden en gaten,

Uit mijnen, van hei en van strand,

Met zorgen de onze verlaten

Op den roep van het Vaderland.

Nu houden wij wacht bij het slootje

Bij wagens, bij hout en bij draad,

Op den viersprong, bij het bureautje

Van kapitein Seldenrath.

In nachten van regen en winden,

In poelen en plassen en slik

Hechten zich vreemden tot vrinden

In dit sombre oogenblik.

Komt morgen de vijand of later,

Wij vechten voor vrijheid en land

Vertrouwend op God en het water

En op onzen commandant.

En als wij krepeeren of smoren

Door gassen of door dynamiet,

Geen kreet en geen traan gaat verloren,

’t is God, die ons sterven ziet.

Kameraden, Uw vrouw en Uw kleinen

Zal Hij niet alleen laten staan

Geloof dat: Hij is met de zijnen

Als straks hier ons uur zou slaan.’

Mijn oom zal wel een der zeer weinigen (zo niet de enige) zijn, die 65 jaar na De Peel heeft overleefd. De herinneringen vervagen en geleidelijk aan krijgen vele herdenkingen het predicaat ‘dit jaar voor ’t laatst’ (vgl. het defilé in Wageningen).

Mijn oom zal op 4 mei a.s. niet aanwezig zijn om een eerbetoon aan Cornelis Versluis te brengen. Hopelijk doen de kinderen Zanen dat wel weer, en dan dit keer mede namens mijn oom.

M.S.C. Toxopeus-van de Waal

Sluiten

Geplaatst door Medewerker Oorlogsgravenstichting op 16 maart 2017

C. Versluis

Zijn graf uit 1940

Geplaatst door Medewerker Oorlogsgravenstichting op 13 maart 2017

3285a8018d60797201900f12b3a346f0 v1

C. Versluis

Cornelis zit rechts vooraan

Geplaatst door Medewerker Oorlogsgravenstichting op 13 maart 2017

0e56ddf2998b1e9f9e8f4da09271dbd0 v1

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een bijdrage toe

Log in om een bijdrage toe te voegen
Menu