Broer de Witte

Broer de Witte werd op zondag 2 mei 1943, tegelijk met zijn broer Wiebe, opgepakt door de Duitse bezetter, omdat ze mee hadden gedaan aan de zogenaamde Meistakingen. Op 1 mei sprongen de broers op een melkwagen en leegden de bussen. Een dag later werden beiden gearresteerd. Broer werd direct meegenomen. Wiebe kwam eerst in een cel, maar werd na vier dagen zomaar door de bezetter vrijgelaten. Drie weken na het vonnis kreeg de familie een brief: Broer was doodgeschoten en begraven, maar de plek mocht niet bekend worden gemaakt. De familie bleef verbijsterd achter, tastend in het ongewisse. Want was Broer wel dood? Was ie niet naar Duitsland of het front gedeporteerd? Pas in 1996, ruim 50 jaar na het vonnis, ontdekte zijn oomzegger Truus de Witte dat hij onder een andere naam begraven lag in Marum. Daar kreeg Broer in 2008 een steen met zijn eigen naam. Sluiten

Broer de Witte (1923-1943) De boerenzoon Broer (19) was student aan de middelbare landbouwschool te Sneek. De boerderij waar hij samen met zijn ouders, zijn zus en twee jongere broers woonde stond in Blauwhuis (Friesland). Op 1 mei 1943 saboteerde hij samen met onder andere zijn broer Wiebe (17) de melklevering aan de melkfabriek in Oudega-Wymbritseradiel, beiden deelnemend aan de April-Meistakingen. Hij sprong samen met zijn broer op een passerende melkwagen en leegde de melkbussen. De Sneker NSB-burgemeester meldde de ongeregeldheden bij zijn superieuren. De volgende morgen leidde een klopjacht van de bezetter al vrij snel naar de gebroeders De Witte. Rond 12:30 uur werd de boerderij omsingeld door de Ordnungspolizei. Beide broers werden gearresteerd en kregen de doodstraf. Wiebe werd een kleine week later weer (tijdelijk) vrijgelaten. Broer werd op 3 mei om 15.00 uur standrechtelijk gefusilleerd op de pistoolbaan van de Rabenhauptkazerne te Groningen. Hij werd op een heimelijke locatie begraven, maar op 30 november 1945 gevonden in het massagraf in Appèlbergen. Omdat zijn lichaam werd geïdentificeerd als de Marumse onderduiker Frits van de Riet werd hij in Marum begraven, terwijl het lichaam van Frits als ‘onbekende’ in Loenen werd begraven. Voor zijn familie bleef Broer tot in de jaren negentig vermist. Sinds 18 oktober 2008 heeft Broer een eigen gedenksteen in Marum, deel uitmakend van het monument van de zestien andere slachtoffers van de April-Meistakingen. Vier dagen ervoor is Frits vanuit Loenen bijgezet in Marum, onder de steen met zijn eigen naam. Beide jongens zijn daarmee terecht. Sluiten