Abraham van den Akker
1913-1943
Oorlogsslachtoffer
Is 30 jaar geworden
Geboren op 05-02-1913 in Nijkerk
Overleden op 30-12-1943 in Tasao, Thailand
Rang
Militair onderdeel
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Bram van den Akker en zijn familie.
november 1942. Jans en Henk zijn geïnterneerd in kamp Baros/Tjimahi. Dat betekend o.a. Japans leren tellen, dus schrijf je dat op een kaartje. Ons gevangene nr. staat er tussen, ma: 22085 en ik 22086.
Bron: Henk van den Akker zoon van Jans en Bram van den Akker
Geplaatst door H. van den Akker op 14 februari 2017
Bram
Alhoewel mijn vader als Abraham was gedoopt werd hij Bram genoemd. Hij en zijn ouders praktiseerden in een zeer gelovige protestantse omgeving. Zijn ouders werd kwalijk genomen dat deze zoon weer Abraham werd genoemd. Voorgaande baby's die Abraham...
Lees meer
Alhoewel mijn vader als Abraham was gedoopt werd hij Bram genoemd. Hij en zijn ouders praktiseerden in een zeer gelovige protestantse omgeving. Zijn ouders werd kwalijk genomen dat deze zoon weer Abraham werd genoemd. Voorgaande baby's die Abraham zouden worden genoemd waren immers al jong overleden. Deze Abraham was een brok van gezondheid. Na z'n lagere school had hij snel werk als leerling hoefsmid bij dorpssmid de Greef in Hoevelaken. Al snel kon hij zich een fiets permitteren en hoefde hij niet meer van Nijkerk naar Hoevelaken te lopen. Veelal bleef hij ook bij de familie de Greef overnachten. Bram was een paardenliefhebber, en hoewel hij via zijn werk zoveel mogelijk probeerde op de diverse paardenruggen te kruipen, was hem dat toch niet genoeg. Derhalve solliciteerde hij bij het KNIL en bij de cavalerie. De omgeving vond het maar niets, hij had in deze crisistijd werk, wat wilde hij nog meer. Maar zijn vader begreep dat Bram zich wilde opwerken en dat Indië hem die kans kon bieden. En zo vertrok hij na een korte opleiding op de Prins Hendrikkazerne, bij de Schnijders- en Krayenhoff kazernes in Nijmegen, op 27 mei 1931 met het SS. Insulinde naar Indië. Hij wordt ingedeeld bij de cavalerie het 2de en later 5de Eskadron Huzaren en daarnaast bij het peloton Lijfwacht voor de Gouverneur Generaal. Het vele paardrijden begint. Daarnaast volgt hij zijn opleiding voor hoefsmid in Bandoeng en Thimahi. De vele oefeningen in het binnenland vind hij geweldig. Wat een prachtig land. Na 6 jaar vindt hij dat hij lang genoeg gespaard heeft voor een lang verlof van 8 maanden in Nederland. Daar komt hij aan op 30 november 1937 als wachtmeester 1e klas Hoefsmid. In deze verloftijd gaat hij naar zijn vriendin, Jans Hofman. Zou het nu niet de gelegenheid zijn om te trouwen? Dat doen ze, ze trouwen op 27 april 1938. In juni 1938 gaat Bram met Jans weer terug naar Indië, het verlof zit er op. Ze kiezen ervoor eerst met de trein naar Genua te reizen en vanaf daar met het M.S. "Marnix van St. Aldegonde". Spannende tijd? De koninklijke Marine begeleid vanaf 1937 Nederlandse schepen door de straat van Gibraltar omdat deze anders worden geënterd door de Spaanse Marine! Een reden voor veel Nederlandse schepen om in Italië aan te leggen en het transport verder over land uit te voeren.
Op 30 juni komen ze aan in de haven van Batavia, Tandjong Priok. Blij dat ze niet alleen gezond zijn aangekomen, maar ook dat ze niet onderweg moesten omdraaien. De afspraak voor deze reizen was dat schepen die voor de evenaar voeren bij uitbreken van een oorlog terug moesten keren naar Nederland. Pa kan zijn geluk niet op. Hij krijgt één van de meest begeerde plaatsingen: Bandoeng. Hij staat weer achter zijn smidse en is daarnaast instructeur voor de Hoefsmidschool. Hij werkt samen met o.a. Peter Bakker ook een Nijkerker. Op 1 augustus kunnen ze een woning betrekken aan de Papandajalaan 200. Jans verbaast zich over de viering van de Koninginnedag. Vooral de Indische bevolking viert het volop, drie dagen lang. Op 10 mei 1939 schrijft Bram aan zijn familie dat de geboorte van een dochter door nalatigheid van de arts slecht is verlopen en derhalve levenloos is geboren. Ondanks de vraag van de verpleging weigert de Nederlandse begeleidend arts naar het ziekenhuis te komen. Als het de volgende dag besluit in te grijpen is de baby overleden. Bram begraaft hun dochter 's middags volgens de tropische noodzaak samen met zijn vrienden. Op 10 mei breekt de lang verwachte oorlog uit in Nederland en overlijdt broer Beert bij de strijd op de Grebbeberg op 13 mei 1940. De post komt vanaf dit moment niet meer over en ze horen dit veel later "via-via".
Door de oorlogsdreiging wordt het KNIL gemoderniseerd beter gezegd gemotoriseerd. Veel paarden verdwijnen. Wij moeten verhuizen naar Tjimahi. Wij? Ja, want ik Henk ben op 25 november 1940 geboren. Uiteraard wordt het thuisfront ingelicht maar deze brieven zullen Nederland nooit bereiken. Vanaf mei 1940 horen we niets meer uit Nederland en zij niets meer van ons. We hopen altijd nog iets te horen omdat er soms toch nog, via via, post over komt. Helaas geen post en geen telefoonverkeer. Pa heeft dus nooit gehoord dat zijn broer Beert sneuvelt aan de Grebbeberg op 13 mei 1940.
Op 10 mei 1940 horen ze de stem van Koningin Wilhelmina via radio Bandoeng. Nederland is aangevallen! Ze horen hoe de Duitsers door Nijkerk zijn getrokken. Bij de Indische legerleiding is het codewoord Berlijn binnen gekomen. Het is het teken alle Duitse acties te voorkomen. De Duitse schepen in de diverse Indische havens hadden op 12 april de opdracht ontvangen bij het uitbreken van de Duits-Nederlandse oorlog het Nederlandse bestuur omver te werpen, en de havens te saboteren. Helaas hebben ze de opdracht van Berlijn daartoe niet ontvangen. De verbindingen zijn door de Nederlanders gesaboteerd. En zo hebben we in Indië opeens 2400 Duitse en Oostenrijkse gevangenen. Ze bezwaren zich over hun slechte omstandigheden op b.v. het eiland Onrust. Inderdaad er lopen schoonmaaksters in hun verblijven en ze hebben kantines waarin chocola, tabak en kleding is te verkrijgen. Ze krijgen zoveel eten aangeboden, dat de wilde zwijnen niet weg te houden zijn uit de omgeving van de keuken. De bewakers bezwaren zich bij hun bazen: Hun eten is kariger! De rapporteur van het Internationale Rode Kruis schrijft in zijn rapport over het kamp Salatiga: "Kuuroord in midden Java in een prachtige villa". Als Hitler van de gevangenneming hoort geeft hij opdracht voor elke Duitse gevangene tien Nederlanders op te pakken. Gelukkig hebben de Duitse commandanten op dat moment wel iets anders aan hun hoofd en komt het niet tot de uitvoering van deze opdracht. Wel worden in Duitsland Nederlandse vrouwen geïnterneerd. Op 19 en 20 juli '40 worden 231 Nederlandse vrouwen vastgezet, en op 7 oktober '40 nog eens 116 mannen. Omdat Indië niet reageert worden ze allemaal overgebracht naar Buchenwald. Bram wordt in 1941 overgeplaatst naar Tjimahi om een artillerie- en autotechniek opleiding te volgen. Hij wil niet, maar moet. Nu hij nog niet geheel is opgeleid valt hij nog onder de 5e Cavalerie van Bandoeng en draagt vol trots zijn cavalerie uniform. We komen te wonen aan "hoek Hollands-Indische straat/Cantineweg. Een huisnummer kennen we niet.
Op 5 december wordt Thailand aangevallen. Op 7 dec. 1941 is er in het Grand Hotel Preanger in Bandoeng een groot liefdadigheidsfeest tan bate van de verdediging van Indië. Op die dag valt Japan Pearl Harbour aan, de Amerikaanse vlootbasis op Hawaï, met fatale gevolgen. De Indische Inlichtingendienst had een Japans bericht onderschept waarin de aanval werd aangekondigd. Ze geven dat door aan de USA maar worden niet geloofd. Marine vliegers zien de Japanse vloot opstomen en ook zij geven dit zonder succes aan de USA door.
Op zondagmorgen 8 dec. hoort de Indische bevolking dit, en beseffen ze hoe de dreiging van Japan steeds meer realiteit wordt. De Europese oorlog is niet aan ze voorbij gegaan. Duitse schepen vallen alle Europese schepen aan in dit gebied. De Indische Defensie wil samenwerken met Engeland, Australië en Amerika, maar dat wordt ze verboden vanuit "Londen". Vanaf 11 februari 1941 wordt dit pas toegestaan. De eerste geallieerde besprekingen met toestemming en ondersteuning vanuit Londen worden uitgevoerd vanaf 11 april 1941. Dan blijkt dat de Nederlandse Marine vele malen beter op de dreiging is ingesteld dan b.v. de Australische. De Amerikanen blijven op afstand, het is hun oorlog nog niet. Vooral de Marine en Marine Luchtvaartdienst (MLD) hebben de eerste klappen al gehad. De MLD helpt de Engelsen b.v. rond Singapore. Tijdens de aanval op Pearl Harbour staan daar nieuwe Nederlandse vliegtuigen op hun tussenstop naar Indië. Ze worden grotendeels vernietigd en de rest komt nooit aan in Indië. 600 tanks staan gereed in de USA maar zullen nu niet meer in Indië aankomen. Op 9 december om 06.30 horen Bram en Jans, Koningin Wilhelmina en de Gouverneur-generaal van Tjarda Starkenburg op radio Bandoeng. Pas nu verklaren Amerika, Australië, Engeland en Canada aan Japan de oorlog.
Vanaf 9 december zijn alle opgeroepen mobilisanten in dienst. Op 16 december vallen de eerste bommen op N-I- grondgebied, bij Terempa op de Anambas-eilanden. Op 22 december draaien de Amerikanen mee in de strijd vanaf Australië, vanaf 30 december worden er geallieerde vliegtuigen overgevlogen naar Indië, en vanaf 3 januari 1942 is er een gezamenlijke strijdmacht onder de naam ABDA-com. (American, British, Dutch, Australian,) van bijna 123.000 man. Vanaf februari worden veel schepen ingezet voor vluchtelingen en veelal voor Nederlandse militairen die willen gaan hergroeperen vanaf b.v. Australië, dus niet voor gezinnen. Schepen en vliegtuigen worden gebruikt om VIPS naar een veilig Australië of Ceylon te brengen. Vanaf 27 februari tot 1 maart vindt de rampzalige Javaslag plaats. Bandoeng wordt nu dagelijks gebombardeerd. In Tjimahi kunnen we de inslagen horen. Bram is betrokken bij de verdediging van het vliegveld Andir. Op 7 maart zegt radio Bandoeng: “We gaan sluiten, tot ziens in betere tijden, leve de Koningin”. De Indonesische bevolking begrijpt dat het tij keert en begint te “rampokken”. Winkels worden geplunderd, en Nederlandse en Chinese bezittingen overvallen. De vluchtelingenstroom komt op gang. Waar zijn er nog geen Jappen, daar dan daar maar naar toe, maar nergens is het veilig. Soms wordt het Indische leger ingezet ter beveiliging van de vluchtelingen. Er zijn kreten als “Leve Japan”. Op 8 maart wordt de eerste groep militairen krijgsgevangenen gevangen gezet en voor Bram volgt dat op 9 maart. We kunnen hem bezoeken langs de omheining van de kazerne in Tjimahi. Hij is ingedeeld bij het z.g. treinkampement dat Japans oorlogsmateriaal moet uitladen. Jongens vanaf 14 jaar tref je nu aan in het gevangenenkamp. Ze hadden zich ook gemeld voor de strijd en waren gekleed in een uniform, dus… Hoe de gevangenschap moet werken geeft de Jap snel aan. Als er steeds mannen het kamp stiekem weten te verlaten om wat spulletjes te regelen of hun gezin te zien, binden ze drie terugkomers vast aan het hek en zes Japanse soldaten brengen ze met de bajonet om. Soms lukt het de nog buiten het kamp wonende families, wat over het hek te gooien en ik, nog geen twee jaar mag het wel door het gaas of het bamboehek aan pa geven. Na enige tijd is alles verboden. Ieder van de gevangenen heeft een tampatje van ± 70 cm op een soort veldbed ter beschikking. De gevangenen worden al snel over Azië verspreid. In april is er al een groep in Japan. In mei naar Birma en Formosa enz.. Overal moet hard worden aangepakt door de gevangenen en worden ze ook hard aangepakt. In het Zuidoosten van Java moet door de Jappen een landbouwgebied worden opgezet, Keselir. Gevangenen verhuizen van het ene kamp naar het andere, het is een perfect middel om ze hun laatste bezittingen af te nemen. Bram wordt per schip overgebracht naar Singapore kamp Changi. De Kanitama Maru kan zo’n 1000 gevangenen herbergen dus gaan er 4000 in. De transportschepen worden voordien niet schoongemaakt dus zien de gevangenen er uit als de voorgaande lading. Zwart bij een voormalige steenkool lading en wit bij een cementlading. In Singapore wordt hij ingedeeld voor het havenwerk. De bewakers moet je uit de weg gaan want daar zitten voormalige inheemse militairen bij en die zijn bijzonder wreed. Dagelijks komen hier zo'n 500 tot 1500 mannen binnen die snel verspreid moeten worden over het veroverde gebied. Ongeveer 16.000 Europese mannen worden vanaf hier getransporteerd. Bram gaat na een paar weken door naar de Birma-Siam spoorweg in Thailand. Het transport vindt zoals gebruikelijk met goederenwagens plaats. Naar Japanse maatstaven kunnen er heel veel gevangenen in een goederenwagen, dus liggen en zitten is er niet bij. De gevangenen bedenken een roulatiesysteem voor het zitten of liggen voor de zieken. Voor de stoelgang ga je met je billen buiten boord hangen dus in de achtergelegen wagens vloeken de mannen regelmatig. Er zijn twee emmers water per wagon per dag, heb je die leeg kun je er ook je behoefte op doen. Twee keer per dag wordt er gestopt voor een sanitaire stop en wat eten en drinken. In vijf dagen bereiken ze het beginpunt van de Birmaspoorweg kamp Ban Pong. Daarna begint de afmattende mars naar het kamp. Je hebt geluk als dat kamp dus dichtbij is en pech wanneer je 10 tot 15 dagen lopen moet om je bestemming te bereiken. Soms staan er wat vrachtauto’s gereed en weer wat later een trein met goederenwagons. De materialen voor dit project moeten door de gevangenen en de 270.000 Romusha's uit de jungle worden gehaald. Rails en treinen zijn geroofd uit de veroverde gebieden. De mannen herkennen o.a. een N-I- spoorbrug uit Madioen (Java). Intussen zijn de eerste slachtoffers al gevallen. Diverse mannen zijn immers al ziek als ze uit Indië vertrekken, ook Bram. Medicijnen zijn er meestal niet. De spoorweg met al zijn bruggen en daarnaast een bevoorradingsweg vordert gestaag. Het aantal begraafplaatsen ook. Het Engelse identificatie-systeem wordt goed toegepast. De persoonspapieren gaan in opgespaarde flessen en kruiken mee in het graf. Vanaf februari 1943 voeren de Japanners het Speedo Systeem in, wat tot meer mishandeling en slachtoffers leidt. Officieren worden hier en daar aangesteld als leidinggevende. Het overgrote deel mag in hun barakken blijven. Op 16 oktober 1943 is de spoorlijn gereed en worden de meeste gevangenen van dit spoorlijnproject afgehaald om elders te worden ingezet. Een kleine groep blijft achter voor het onderhoud, waaronder Bram. Zijn gezondheid is bijzonder slecht en op 30 december 1943 sterft hij in kamp Tarsao, 130 km vanaf het zuidelijke startpunt Non Pladuk. 's Avonds, na de terugkeer van de spoorbaan, wordt hij door zijn collegae op de naast kamp Tarsao gelegen begraafplaats Wang Yai begraven. Wang Yai wordt na de oorlog door de Engelse Gravendienst ingesteld als centrale begraafplaats voor de geallieerde slachtoffers van het Thaise deel van de Birma-Siam spoorweg en heet dan St. Luke. Bram ligt in graf 414. In 1947 is de Erebegraafplaats Don Rak in Kanchanaburi gereed en ligt hij daar. 240.000 Romusha's zijn aan de spoorweg ten onder gegaan. Ze zijn niet geregistreerd en achtergebleven in de jungle.
Jans en haar zoon Henk zijn uiteraard ook gevangenen en moesten zich als zodanig laten registreren op 11 april 1942. Jans heeft nr. 22085 en Henk 22086. Vanuit onze woonplaats Tjimahi gaan we in december 1942 eerst naar kamp Baros, daarna wordt het op 2 juli 1944 het Bloemenkamp in Bandoeng, in november 1944 Thihapit en op 3 januari 1945 naar kampong Makassar bij Jakarta (Batavia). Alle moeders en de wat grotere kinderen moeten werken. De gevangenennummers moeten zichtbaar worden gedragen. Op 23 augustus horen we van de kampleiding dat we "vrij" zijn. Daar worden we op 24 augustus 1945 bezocht door Engelse troepen. De voormalige huizen worden natuurlijk bewoont door de Indonesische bevolking, en we blijven in de kampen. De republiek Indonesië wordt uitgeroepen en de bewoners van de kampen aangevallen en vermoord. Het veiligste lijkt het de Engelsen dat ze ons overbrengen naar te beveiligen steden en zo worden we in november 1945 overgebracht naar de z.g. Ambonschool in Bandoeng. Op het bijzonderhedenbord bij de ingang van het kamp had Jans kunnen lezen dat Bram was overleden. Ze denkt wel een toekomst op te kunnen bouwen in Indonesië en als dat gevaarlijk blijkt kiest ze voor Australië. Het moorden op de Europeanen en Chinezen neemt echter zo toe, dat voor snelle veiligheid wordt gekozen en we 11 januari 1946 met de “Johan van Oldebarnevelt” naar Nederland terug keren, waar we op 14 februari aanmeren.
Daar horen we dat opa Hofman de geruchten niet wilde geloven dat Bram was omgekomen door ziekte. Hij probeerde via het Rode Kruis informatie te krijgen. De familie krijgt het bevestigd door de eerste brief na mei 1940 van Jans. Veel later als ik, Henk, gepensioneerd ben vindt ik in de nalatenschap van mijn moeder en haar familie de brieven die dit verhaal ondersteunen. Voor mijn vrouw, drie dochters, enkele neven en nichten werk ik het verhaal van mijn ouders Bram en Jans meer uit tot een boekwerk.
Sluiten
Bron: H. van den Akker, zoon van Bram. Opgetekend uit brieven en de verhalen van zijn familie en vele vrienden.
Geplaatst door H. van den Akker op 31 juli 2015
Abraham van den Akker staat ook op monument te:
Voeg zelf een monument toe
Log in om een monument toe te voegenVoeg zelf een verhaal of document toe
Log in om een bijdrage toe te voegenNationaal archief
Bekijk persoonsdossierCategorieën
Monument
Naam:
Kanchanaburi, Kruis op Ereveld Kanchanaburi
Plaats:
Kanchanaburi
Leg bloemen op dit graf
Wilt u graag bloemen laten leggen op dit graf, dan verzorgen wij dit graag voor u.
Bestel bloemen