Frederik de Jong
1923-1944
Oorlogsslachtoffer
Is 21 jaar geworden
Geboren op 30-06-1923 in Wymbritseradeel
Overleden op 16-11-1944 in Norg
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Freerk de Jong
Frederik (roepnaam Freerk) werd op 30 juni 1923 geboren in Hommerts als oudste zoon van Emke de Jong en Dirkje Visser. Freerk had nog een oudere zus Uilkje en drie jongere zusjes, Aaltje, Tjitske en Piertje, en twee jongere broers, Jan en Thomas. Vader Emke, geboren in 1895, was slager in Hommerts. Het grote gezin woonde in een dubbele woning aan de Rijksstraatweg in Hommerts, in de volksmond de ‘Kazerne’ genoemd. De ene woning was de slagerij, de andere de kleine woning waar het grote gezin leefde. De concurrentie was groot in het dorp. Er waren in Hommerts in die tijd nog vijf slagers.
Toen de oorlog uitbrak, kreeg het gezin moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Emke besloot om in Duitsland te gaan werken, omdat daar goed te verdienen viel. Hij werkte onder andere in Wilhelmshaven als slager. Om de zoveel weken kreeg hij een paar dagen verlof en kon hij even thuis zijn. Freerk was een ondernemende jongeman. Voor de oorlog werkte hij al als piccolo bij de kustvaart. Hij zat vol zelfvertrouwen en ontpopte zich als een echte koopman en een ‘heertje’. Hij kon alles verkopen wat los en vast zat. Freerk kon goed leren. Hij haalde zijn middenstandsdiploma in
een half jaar. Daarna ging hij verder met een opleiding boekhouden, die hij niet af kon maken vanwege de oorlog.
Op 6 mei 1944 sloeg het noodlot toe voor vader Emke. Totaal onverwacht werd hij thuis gearresteerd, officieel op verdenking van bonnenhandel. Freerk en Thomas, toen allebei ook ‘in de leeftijd’, waren op het moment van de arrestatie niet thuis. Emke werd overgebracht naar de marechausseekazerne aan de Leeuwarderweg in Sneek. Zoon Jan bracht hem nog wat kleren. Hij zag dat zijn vader geslagen was en onder de luizen zat. Jan zou de laatste zijn die Emke in levenden lijve zou zien. Een dag later werd Emke overgebracht naar het politiebureau in Bolsward, waar de bewaking niet streng was. Hij kreeg zelfs toestemming om naar de kapper te gaan, een uitgelezen kans om de benen te nemen. Emke zag echter geen gevaar en keerde weer terug naar zijn verblijfplaats. Hij werd daarna overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen, het ‘Oranjehotel’, waarna niets meer van hem werd vernomen. Hij zou uiteindelijk in mei 1945 in Bergen-Belsen overlijden.
Als oudste zoon rustte er na de arrestatie van Emke een zware taak op de schouders van Freerk. Hij was nu kostwinner van het gezin. Freerk probeerde wat te verdienen in de bakkerij, maar hij moest ook voorzichtig zijn omdat het in Arum steeds gevaarlijker werd. Er werden steeds meer onderduikers gepakt en de geruchten gingen dat er een verrader actief was in Arum. Begin oktober 1944 vond er een grote razzia plaats in Arum en omgeving. Tientallen jongens en mannen werden opgepakt. Het leek erop dat de Grüne Polizei wist waar ze moesten zoeken. De arrestanten werden overgebracht naar het Huis van Bewaring (Blokhuispoort) in Leeuwarden.
Op 8 november 1944, was er een groot transport naar strafkamp Yde vanuit de Blokhuispoort. In dit transport zaten Piebe Hoekema en Frederik (roepnaam Freerk) de Jong, die in Arum waren opgepakt. De beide jongens hadden meteen al plannen om het strafkamp te ontvluchten, maar hun kamergenoten zagen dat niet zitten. Ze vonden het te risicovol om meteen al een vluchtpoging te doen. Van mannen die al langer in het kamp zaten, hoorden ze dat er veilige onderduikadressen waren, maar dat het tijd kostte om erachter te komen waar deze waren en wat de veilige route terug naar huis was. Het hechte groepje Arumers, onder leiding van de charismatische Meindert van der Weerd, besloot om als groep bij elkaar te blijven en voorlopig af te wachten wat er ging komen. Piebe en Freerk konden dat geduld niet opbrengen. Ze probeerden het nog bij andere gevangenen, onder wie kamergenoot Ate Visser uit Drachten. Maar ook hij durfde het niet aan, hij vond het risico te groot omdat hij een vrouw en kind had. Maar Piebe en Freerk zetten hun plan door. Ze waren avontuurlijk ingesteld en vol zelfvertrouwen dat het hun zou gaan lukken.
Nog maar een week later, op 15 november, zetten ze hun plan door. Om te voorkomen dat anderen gestraft zouden worden, liepen ze weg vanaf het werk. Het is niet duidelijk vanaf welke plaats de jongens zijn weggelopen. Het is wel duidelijk dat het in de buurt van het strafkamp was. Toen de jongens zo’n tien à vijftien kilometer hadden gelopen werden ze rond 17.00 uur in Peize door een patrouille Landwachters aangehouden. Piebe en Freerk waren niet in het bezit van een persoonsbewijs of een ander identificatiemiddel en ze werden gearresteerd. De Peizer Landwachters waarschuwden de Landwacht uit Roden. Piebe en Freerk werden daarop overgebracht naar het bureau van deze Landwacht. Omdat het al laat was, werd besloten de twee jongens over te brengen naar het gemeentehuis in Roden, waar ze samen in een cel werden opgesloten.
De volgende dag, op 16 november werden ze de Abschnittleiter van de NSDAP uit Vries, Fritz Hartwig en zijn assistent Karl Zülow uit hun cel gehaald. In een kantoortje werden hun gegevens genoteerd waarna ze in de DKW stapten van Fritz Hartwig. In de omgeving van de Oosterduinen in Norg werd gestopt waarna de twee jongens door Hartwig en Zülow zijn gefusilleerd. Hun lichamen werden daarna langs de Groningerstraatweg gelegd met een bordje om hun nek waarop stond “Ich bin von der Arbeit weggelaufen und habe damit Sabotage getrieben. Die verdiente Strafe habe ich bekommen.”.
Freerk de Jong was één van de vier slachtoffers van het bevel dat Oberabschnittleiter Willi Blomquist uitvaardigde. Hij wilde hard optreden tegen weglopende spitters en vaardigde op 8 november 1944 het bevel uit dat mannen die zonder toestemming het werk hadden verlaten en op weg waren naar huis, gevangengenomen moesten worden. De helft van hen moest ter plaatse worden doodgeschoten en op hun lijk moest een bordje worden geplaatst met de tekst “Heb arbeid geweigerd en getracht onrechtmatig naar huis te gaan”.
Zelfverzekerd en trots op een dergelijk bevel maakte hij daarbij bekend dat alleen hij – “allein ich” – de verantwoordelijkheid ervoor droeg. Het bevel ging Seyss-Inquart waarschijnlijk om politieke redenen te ver, want op 28 november deelde Blomquist zijn Abschnittleiter mee dat zijn oorspronkelijke bevel in opdracht van de Rijkscommissaris ingetrokken moest worden.
Geplaatst door Erik Dijkstra op 30 april 2019