Pieter Herman Magré

1915-1945

Foto.png

Oorlogsslachtoffer

Is 29 jaar geworden

Geboren op 09-12-1915 in Den Haag 

Overleden op 20-02-1945 in Rotterdam 


Rang

Militair onderdeel

Afbeeldingen

0

Bijdragen

De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:

Het levensverhaal van Pieter Herman Magré

Pieter Herman Magré (schuilnaam “Bas”) werd geboren te Den Haag op 9 december 1915 uit het huwelijk van Pieter Herman Magré en Anna Maria Janssen. Hij had een jongere broer genaamd Gerardus Cornelis. Over zijn jeugd is weinig bekend. Ook diens... Lees meer

Pieter Herman Magré (schuilnaam “Bas”) werd geboren te Den Haag op 9 december 1915 uit het huwelijk van Pieter Herman Magré en Anna Maria Janssen. Hij had een jongere broer genaamd Gerardus Cornelis.

Over zijn jeugd is weinig bekend. Ook diens zoon Gerardus Pieter, waarmee we recent spraken, weet daarvan weinig en zijn moederJeanne heeft hierover en over haar gezamenlijke lotgevallen gedurende de oorlog altijd als een oester gezwegen.

Pieter trouwde te Rotterdam op 12 juni 1940 met Jeanne Catherine Spork, een katholiek meisje uit die stad. Jeanne werd aldaar geboren op 23 mei 1920. Vanwege diens huwelijk werd hij, van huis uit Nederlands Hervormd, katholiek. Al snel na het huwelijk en wel op 27 augustus 1940 werd hun eerste zoon geboren, t.w. Gerardus Pieter. Het gezin werd in de oorlogsjaren uitgebreid met nog een zoon en een dochter, t.w. respectievelijk Hans Martin (20 februari 1942) en Jeanne Maria (24 december 1943). Hans is helaas niet oud geworden en stierf te Den Helder op 21 maart 1943.

Pieter Magré was een zeer intelligente jongeman en volgde een opleiding tot Register accountant. Het gezin woonde gedurende het grootste deel van de oorlogsjaren bij de schoonouders van Pieter aan de Burg. Meineszlaan 20a in Rotterdam-West. De Burg. Meineszlaan is op steenworp afstand van de Heemraadssingel, waarover hier na meer. Begin 1942 moest het gezin vanwege Pieter’s werkzaamheden voor de illegaliteit evenwel tijdelijk uitwijken naar Den Helder (Marinehaven). Omdat het huis aldaar in december 1943 werd gevorderd ten behoeve van Duitse officieren werd besloten weer naar het vertrouwde adres te Rotterdam terug te keren.

Bij het uitbreken van de oorlog verbleef Pieter in Rotterdam. Het bombardement van de stad heeft hij meegemaakt en hij hielp daarbij actief gewonden en doden over te brengen naar het St. Franciscus Gasthuis aan de Schiekade. Bij gebrek aan brancards werden daarbij soms ladders ingezet. Het moet een gezamenlijk besluit zijn geweest om zich voor de goede zaak in te zetten. Hun jonge gezin weerhield Pieter en Jeanne er niet van om actief te worden in de illegaliteit. Jeanne nam deel aan het verzet o.a. doordat zij met de kinderwagen munitievervoerde. Binnen het gezin bestond daarover blijkbaar overeenstemming.

Pieter werd lid van de KP Rotterdam. Vermoedelijk gedreven vanuit een sterk rechtvaardigheidsgevoel en niet vanuit een zucht naar avontuur. Daar was hij de man niet naar. Naar verluidt bezat Piet een hondsbrutaal karakter en was hij voor de duivel niet bang. In Duitsland tewerkgesteld wist hij te ontsnappen en te voet terug te reizen naar Rotterdam.
Pieter is twee keer gearresteerd. Bij de eerste keer eind 1944 volgde een huiszoeking waarbij het hele huis over hoop werd gehaald. Bij een kinderbedje, waarin de oudste zoon lag te slapen vond men onder het matras een revolver. De bewuste soldaat legde het matras weer terug en zei: “Niets te vinden”. Toen nog wist Pieter de dans te ontspringen, de tweede keer in februari 1945 werd hem fataal.

De KP Rotterdam wordt eind januari 1944 opgericht door en stond onder leiding van Samuel Esmeijer (“Paul”). In augustus 1944 heeft Paul de leiding over vier KP ploegen. Eén daarvan, KP Rotterdam–Zuid, stond aanvankelijk onder leiding van Jan Engberts (“Lange Jan”) en na diens vertrek onder leiding van Cornelis Bitter (“Kleine Kees”), waarover hier na meer.

De ondergrondse werkzaamheden bestonden o.a. uit het buitmaken van distributiebonnen (ten behoeve van de L.O.) en wapens en licht sabotagewerk. Meer serieus werk werd gevormd door de overval op 6 juni 1944 op het Huis van Bewaring aan de Noordsingel, waarbij 17 verzetslieden werden bevrijd. Op 24 oktober 1944 voerde Esmeijer een grote actie uit waarbij het hoofdbureau van politie aan de Haagsche Veer het doelwit was. Met een ploeg van 20 mensen slaagde hij er in 43 gevangenen te bevrijden.

De Duitse bezetter trad ondanks, of juist wellicht vanwege, de kerende oorlogskansen en op grond van de op 4 september1944 door Rijkscommissaris Seyss-Inquart afgekondigde Noodtoestand nog genadelozer tegen de bevolking op. Dat gaf de bezetter o.a. de bevoegdheid om vanaf dat moment de – in hun ogen - illegale verzetsstrijders zonder vorm van proces standrechtelijk te executeren of als zgn. “Todeskandidat”gevangen te zetten om in het geval van Duitse represailles als willekeurig slachtoffer te dienen. Ook de tweede algemene Spoorwegstaking stemden hen niet bepaald milder in hun optreden.

De leiding van de KP Rotterdam-Zuid werd na een mislukte actie op een distributiekantoor in IJsselstein in juli 1944 van Lange Jan overgenomen door Kleine Kees. Eind september 1944 werd de KP Rotterdam-Zuid versterkt met enige leden van de KP Den Haag. De Haagse KP pleegde ter hoogte van de Dorpsweg 157 te Rotterdam op 24 oktober 1944 een geslaagde liquidatie op een fout kopstuk van de staatspolitie, Maarten Frikkee.
Twee dagen later werd plotseling de leider van de Haagse ploeg, t.w. Chris Cattel (“Erik”), gearresteerd. De daaropvolgende dagen worden nog meer leden van de Haagse knokploeg opgepakt. Binnen het verzet staat men voor een raadsel. Men vermoedde aanvankelijk dat Erik onder verhoor zou hebben doorgeslagen.

Al spoedig bleek het echter te gaan om Kleine Kees. Cornelis Bitter werd op 27 oktober 1944 door de SD gearresteerd en overgebracht naar het SD bijkantoor (“Aussenstelle”) aan de Heemraadsingel 226. Kort daarna werden in de buurt van het Aussenstelle, met grote regelmaat ook Rotterdamse KP leden opgepakt. Binnen het lokaal verzet rees de verdenking jegens hem nadat Bitter was gezien in SD uniform gedurende de grote razzia op 10/11 november 1944. Kort daarna verdween Bitter van het toneel en werd door de LKP een klopjacht op touw gezet. Men wist hem in Sliedrecht op 27 december 1944 op te sporen. Dezelfde dag werd hij verhoord en bij diens verder verhoor op 5 januari 1945 gaf hij toe al langer met de SD te hebben samengewerkt en een groot aantal KP leden had verraden, w.o. Erik. Daarmee was zijn lot bezegeld.

Op 29 november 1944 werd de Aussenstelle op verzoek van de LKP door de Engelsen gebombardeerd. De aanval slaagde maar ten dele. Wel verhuisde de SD haar activiteiten en archieven naar het pand op de Heemraadssingel 219. Dat pand werd in de vroege avond van 21 december 1944 aangevallen door de LKP met als doel enige verzetsstrijders te bevrijden en het aanwezig SD archief te vernietigen. Volgens overlevering heeft ook Pieter aan deze aanval deelgenomen.

Door het bovengenoemde verraad van Bitter en dientengevolge arrestaties, waarbij gegevens over hem werden aangetroffen, werd Pieter Magré, die vlak voor zijn eindexamen stond, thuis aan de Burg Meineszlaan op woensdag 7 februari 1945 opgepakt. Binnen het verzet was hij inmiddels opgeklommen tot Rotterdams Sectie commandant van de BS. Vanwege zijn hoge functie werd door de Duitsers voor diens arrestatie flink uitgepakt. De straat werd aan twee kanten door de Duitsers afgezet en ook op de daken werdenmilitairen geposteerd. Er was voor Pieter geen ontsnappen aan. Onder het oog van zijn jonge vrouw en hun kinderen is hij van tweehoog de trap af gegooid en vervolgens in de overvalwagen getrapt. Pieter werd overgebracht naar het bureau Haagscheveer. Voorzover bekend heeft er geen proces of anderszins plaatsgevonden, maar vanaf dat moment werd Pieter een van de vele aldaar beschikbare “Todeskandidaten”.

Op maandag 19 februari 1945 werd de beruchte SS’er Hermann Heinrich Pennings al fietsend onderweg naar zijn werk voor de Sicherheitspolizei ter hoogte van het postkantoor op de Coolsingel in Rotterdam door twee andere fietsersingehaald en door het hoofd geschoten. Pennings overlijdt ter plaatse. Doordat van Duitse zijde werd aangenomen dat dit het werk is van het plaatselijke verzet nemen zij geen halve maatregelen.
Op dinsdagochtend 20 februari 1945 ging zijn echtgenoteJeanne ’s-ochtends vroeg onderweg naar het Haagscheveer om haar man nog wat boterhammen te brengen. Onderweg ging zij vanwege de drukte in de stad nog even langs bij familie, die een hotel runde tegenover de oude diergaarde. Daar ontving zij de onheilstijding dat Piet kort daarvoor was omgebracht. Piet bleek rond 08.00 uur op de Coolsingel tegenover het postkantoor en ter plekke van de zijkant van het gebouw van 'De Utrecht', tezamen met negen andere Todeskandidaten standrechtelijke geëxecuteerd. Nota bene op de geboortedag van zijn vroeg overleden zoon. Op last van de bezetter dienden de ontzielde lichamen een etmaal lang te blijven liggen en werden willekeurige passanten gedurende die dag gedwongen om langs de fusilladeplaats te lopen.

Ter verklaring werd nog een in slecht Nederlands gesteld bord erbij geplaatst met als tekst:
“Deze 10 wegen illegal werk gearesteerde Personen zyn als vergelding wegen een Moordaanslag op een nederlandscheSS-man van de Sicherheitspolizei doodgeschoten. “

Pieter werd op 26 februari 1945 begraven op de Algemene Begraafplaats Crooswijk, tezamen met de andere geëxecuteerden. Op 20 oktober 1945 heeft onder begeleiding van een erehaag van de Rotterdamse politie en het muziekkorps een herbegrafenis plaatsgevonden op de R.K. Begraafplaats St. Laurentius in Rotterdam-Crooswijk. De leren jas, die Pieter droeg tijdens de terechtstelling is nadien door een politieagent aan Jeanne aangeboden. Jeanne heeft daar van afgezien. In overleg met de nabestaanden is vele jaren na de oorlog besloten de slachtoffers te herbegraven in een daarvoor speciaal ingericht herdenkingsveld. Daarop is ook een monument verrezen, een wereldbol op een zerk met aan weerszijden vuurbakken met daarvoor zes kleinere zerken. Iedere zerk staat voor één van de slachtoffers. Op 10 augustus 2020 is op de begraafplaats dat oorlogsmonument “De wereld in brand” onthuld en ingezegend.

Sluiten
Bron: Geschreven door Dick Ultee na een interview met de zoon Gerard Magré

Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 18 januari 2021

Voeg zelf een monument toe

Log in om een monument toe te voegen

Voeg zelf een verhaal of document toe

Log in om een bijdrage toe te voegen

R.K. Begraafplaats St. Laurentius te Rotterdam


Vak/rij/nummer 12
10E50E1A-C7F5-4004-8D83-06EACEC7DC7D.jpeg

Ligging: Erehof

Nationaal archief

Bekijk persoonsdossier

Monument

Naam:
Rotterdam, monument aan de Coolsingel

Plaats:
Rotterdam

Rotterdam, monument aan de Coolsingel
Menu