Het lied van de adelborsten
Met rechte rug en een glimlach
‘Ik weet wat een ontzettende slag het voor u allen geweest moet zijn om zo’n jongen met een hart van goud te moeten verliezen. Ik kon het niet geloven, ik zie hem nog voor me staan, voor het laatst, voelende dat hij de dood inging. Maar hij stond met rechte rug en een glimlach op zijn gezicht, mijn hart kromp ineen, te weten dat ze tegen een overmacht in werden gestuurd’, schrijft de vriendin van Jaap Kooijman in 1946 naar zijn ouders in Nederland. Kort daarvoor hebben ze het bericht gehad dat hun zoon jaren eerder, tijdens de Slag in de Javazee, om het leven is gekomen bij de ondergang van de De Ruyter.
Dromen van de marine
Jaap is de oudste in het gezin Kooijman, dat in het teken staat van de artsenpraktijk van vader aan de Nassaukade in Amsterdam. Jaap voelt zich van jongs af aan verbonden met de scheepvaart, meer speciaal de marine. Hij maakt sierlijk geïllustreerde albums en plakboeken over zijn favoriete onderwerp. Schetsen en probeersels, maar ook nauwkeurig ingekleurde tekeningen van de trots van de Nederlandse zeemacht, de Hr Ms De Ruyter. De kinderen Kooijman hebben een onbezorgde jeugd, vele foto’s getuigen van logeerpartijen, dagen aan het strand en hoogtijdagen in de familie. Als oudste zoon mag Jaap soms ook aanwezig zijn bij diners en feesten. Iedereen is trots wanneer de vlotte en atletische Jaap in 1938 wordt geaccepteerd bij de Koninklijke Marine.
De reis met de Hr Ms Sumatra
Zijn zus Mies weet het nog goed: ‘Hij was echt de oudste, een beetje formeel en wijs, maar hij had ook gevoel voor humor. Hij schreef regelmatig over de opleiding en als hij verlof had hingen we natuurlijk aan zijn lippen. Ik ben met mijn moeder en zus naar hem toegegaan; hij zag er echt heel fraai uit in dat uniform. Het was wel duidelijk dat het spannende tijden waren, het was steeds onzeker waar ze naar toe zouden gaan. Maar hij beleefde het als een groot avontuur, want naast de theorielessen en het exerceren maakten ze unieke tochten: met een zeiljacht over het IJsselmeer en met een Koolhoven vliegtuig naar de Waddeneilanden; hij hoefde zich niet te vervelen.’ In de Meidagen van 1940 bevindt Jaap Kooijman zich op de kruiser Sumatra. Het schip bereikt na de capitulatie de Engelse kust; het begin van een fascinerende reis. Want de bemanning krijgt de opdracht prinses Juliana en haar kinderen Beatrix en Irene naar het veilige Canada te brengen. Hierna vaart het schip door naar Nederlands-Indië: via allerlei havens, onder andere in Zuid-Afrika, bereikt men in oktober de haven van Soerabaja. Een apart fotoalbum bevat het verslag van deze bijzondere trip.
Opleiding in Soerabaja
Eenmaal op de marinebasis wordt Kooijman met de andere leerlingen opgenomen in het lesprogramma; ze moeten versneld hun opleiding afmaken. Kooijman geniet van het elitebestaan van de adelborsten in de kolonie. Fysieke training en intensieve lesuren worden afgewisseld met sport en spel, danspartijen en galafeesten. Jaap is secretaris van de senaat van het korps en hij zit in de redactie van het jaarboek van 1941. Daarin staat een tekening van zijn hand, een illustratie bij het verslag van de reis van de Sumatra. Hij raakt bevriend met de familie Vas Dias en krijgt verkering met hun dochter Mies. Hij is een model marineman met alle privileges die daarbij horen. Toch beseft ook hij de realiteit van een dreigende oorlog met Japan. In een van zijn laatste brieven naar huis, in december 1941, schrijft hij : ‘Moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden, voor u, voor mij en voor iedereen. Wanneer wij allen maar overtuigd zijn van het welslagen onzer doelstellingen, zo zal ook de zege niet uitblijven.’
Het einde in de Javazee
Eind februari 1942 vind de confrontatie plaats. In de Javazee moet een geïmproviseerd eskader van geallieerde schepen onder Nederlands bevel de Japanse aanval proberen af te slaan. Er wordt met grote verbetenheid gevochten, maar de onderlinge communicatie schiet tekort. De Nederlandse kruisers Java en De Ruyter worden kort na elkaar getroffen door torpedo’s en zinken snel. Velen komen om in de brandende machinekamers of aan dek, waar exploderende munitie een ware hel veroorzaakt. Duizenden mannen belanden in zee, in overvolle sloepen, op vlotten, of zich vastklampend aan wrakhout. Jaap Kooijman, die in de getuigenissen van de slag wordt genoemd als de kalme en doortastende officier in het ‘seinstation’ is één van de bijna 900 Nederlanders die in de kolkende golven het leven verliezen.
Jaren van hoop
Het gezin Kooijman in Nederland weet niet wat er met Jaap is gebeurd. Dan ontvangen ze een bericht van het Rode Kruis. De naam Kooyman komt voor op een lijst van krijgsgevangen marinemensen; men is er zeker van dat het om Jaap gaat. ‘We waren ervan overtuigd dat hij in een kamp terecht was gekomen en wisten een soort zeker dat hij het gered had. We hebben de bezettingstijd in Amsterdam doorstaan, moeilijk maar het ging wel. Je kunt rustig zeggen dat de hoop op de terugkeer van Jaap voor ons daarbij heel belangrijk was. Mijn vader is na de bevrijding gaan zoeken, veel instanties afgegaan; overtuigd van het feit dat hij op een dag zijn oudste zoon terug zou zien. Ik heb in september 1945 nog een brief aan Jaap geschreven, zo van ‘we hopen spoedig iets te horen’. Het bleek allemaal een tragisch misverstand. Bij het Rode Kruis had men lange tijd een Kooyman met een Griekse Y aangezien voor onze Jaap, alle berichten bleken fout. Eind 1945 kreeg mijn vader bezoek en werd hem de waarheid verteld. Ik geloof niet dat ik overdrijf als ik zeg dat mijn ouders op die dag een deel van hun levenskracht hebben verloren; het was voor ons allemaal een groot verdriet.’
De groepsfoto
‘In de jaren na de oorlog werd er niet over gepraat, het was te pijnlijk. Het leven ging verder en ieder concentreerde zich op carrière en gezin. Het Hervormd Lyceum, waar ik ook op de HBS heb gezeten, heeft later een muurreliëf in de hal laten aanbrengen voor de leerlingen die de oorlog niet hadden overleefd, daarop staat Jaaps naam ook. Ik ben de verpleging ingegaan, onder andere in het Prinsengrachtziekenhuis. Het medische zit de Kooijmannen toch in het bloed. Uiteindelijk werkte ik in een verzorgingshuis en daar zat een oudere heer die ook bij de marine had gezeten. Ik kon goed met hem opschieten. Of het zo moest zijn bleek hij in hetzelfde jaar zijn opleiding te hebben gedaan als Jaap. Ik heb uit zijn nalatenschap een grote panoramafoto gekregen. Rijen jonge, veelbelovende mannen kijken zelfverzekerd in de lens; één van hen is mijn broer.’
Vijftien bronzen platen
‘In de familie zijn we allemaal op onze eigen manier met het verlies omgegaan; zwijgzaam en waardig zoals mijn ouders of op een meer actieve manier. Mijn broer Aat was met zijn zoon in 2006 in Indonesië toen daar op het ereveld Kembang Kuning de omgekomen militairen van de Slag in de Javazee werden herdacht. Op vijftien bronzen platen staan alle namen. En nog niet zo lang geleden heb ik Jaaps vriendin, Mies Vas Dias, opgezocht. Ze was voor ons totaal onbekend, maar ze heeft Jaap in zijn Indische tijd goed leren kennen. Het was een leuk gesprek, heel waardevol. Ik ben zo blij dat ik dat nog gedaan heb, want ze is onlangs overleden. Het is belangrijk dat de verhalen zoals van mijn broer bewaard blijven, wat weten jonge mensen nog van die tijd? Daar op het instituut in Soerabaja zongen ze altijd het adelborstenlied, de langspeelplaat zat nog in de spullen van Jaap. Het is zo treffend. Die jongens konden niet vermoeden dat hun woorden zo snel realiteit zouden worden:
‘Waar De Ruyter eens moest sneven
Waar een Tromp zijn roem behield
Staan wij aan ’t begin van ’t leven
Maar met moed en hoop bezield
Wordt nog eens in later dagen
Neerlands vlag ten strijd ontplooid
Stervend zullen wij haar schragen
Maar die vlag verlaten: nooit!’