Jan Willem Berix
1907-1945
Oorlogsslachtoffer
Is 37 jaar geworden
Geboren op 12-04-1907 in Elsloo
Overleden op 13-03-1945 in Bergen-Belsen
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
De spil van het Heerlens verzet: kapelaan Giel Berix
Kapelaan Guilaume (Jan Willem) Berix wordt geboren in het buurtschap Maasband nabij Meers op 12 april 1907. Hij is enig kind van de landbouwer Joannes Berix en Maria Vaessen. Het gezin woont in een grote boerderij aan het Mommerwegsken 1. Na de lagere school te Meers, gaat Jan Willem studeren aan het Bisschoppelijk college te Roermond. Hij wil priester worden en studeert vervolgens twee jaar filosofie aan het internaat Rolduc. Daarna zet hij zijn priesterstudie voort aan het grootseminarie te Roermond, waar hij zich gedurende vier jaar verdiept in de theologie. Als student is hij geen hoogvlieger, geen haantje de voorste, maar meer een man van stil en noest doorzetten. Tegenslagen gaat hij te lijf met blijmoedigheid, hetgeen hemzelf en anderen vertrouwen schenkt. Mgr. Lemmens wijdt hem op 1 april 1933 tot priester te Roermond. Op 10 september 1933 wordt hij benoemd tot kapelaan van de Sint-Pancratiusparochie in het centrum van Heerlen. Deze wat stille, maar toegewijde persoon weet de harten van veel van zijn parochianen te veroveren door zijn hulpvaardige dienstbetoon en blijmoedigheid. Hij is vooral geliefd onder de jeugd. Onder zijn enthousiaste leiding groeit de verkennersclub uit tot 250 leden. Daarin groeit een echte “scoutspirit” van broederschap. Het vooroorlogse Heerlen kent kapelaan Berix in het algemeen als een eenvoudig priester, een wijs man, een vriendelijke en harde werker en een goed raadgever.
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, komt hij in een conflictsituatie met de nazi’s o.a. omdat de Duitsers de jeugdorganisaties opheffen. Als priester en vaderlander doet hij bescheiden blijvend maar onverschrokken, wat hij zijn gewetensplicht hem voorhoudt en hem stimuleert tot verzetsdaden. “Vertel de Duitschers waarin ze ongelijk hebben en wat rechtvaardigheid, Christendom en naastenliefde is. ” Kapelaan Berix gaat de mensen daarin voor. Hij ziet er nu op toe, dat zijn activiteiten als geestelijke kunnen worden voortgezet, o.a. in een EHBO-groep en onder de Katholieke Actie als dekmantel. Hij komt op een natuurlijke manier - haast vanzelf - in het verzet terecht door zijn belangeloze naastenliefde. Die uit zich concreet in zijn inzet voor de in nood verkerende medemensen. Zo verleent hij bv. hulp bij het vinden van gastgezinnen voor onderduikers. Van enige structuur en goede coördinatie van deze hulpverlening is dan nog weinig sprake. Ze is vooral individualistisch van aard en vanzelfsprekend amateuristisch. Het betreft voornamelijk het zoeken naar een goed onderkomen voor geallieerde piloten wier vliegtuig neergehaald is.
Maar uiteindelijk geldt die hulp alle groepen mensen, die door de aanhoudende oorlogssituatie in ellende en verdrukking terecht komen. Mensen die worden vervolgd en bang zijn voor de toekomst, dienen naar de mening van de Heerlense kapelaan te worden gesteund en in veiligheid gebracht. In Heerlen en omgeving zijn het in 1942 al honderden, die op deze wijze aan een duikadres worden geholpen. Voor hen regelt hij naast onderdak, tevens kleding, schoenen en voedsel, identiteitspapieren en soms ook werk. Als hij voor het eerst een onderduiker aan voedsel kan helpen met geritselde bonkaarten, verkneukelt hij zich daarover. Talloos velen mag hij daarna nog helpen. Evenzeer wordt aandacht besteed aan de geestelijke verzorging van de onderduikers en hun familie. Onderduiken op grote schaal vindt eigenlijk pas plaats na 1942, als de maatregelen van de Duitse bezetter worden verscherpt. Nazi-Duitsland zit dringend verlegen om nieuwe – buitenlandse - arbeidskrachten voor zijn oorlogseconomie, zodat meer Duitse mannen Hitlers legers kunnen versterken. In het voorjaar van 1943 organiseert de invloedrijke kapelaan, die werkt onder de verzetsnaam “Giel” (afgeleid van Guillaume) samen met Karel van Berckel en enkele andere artsen voorlichtingsbijeenkomsten. Daar wordt uit de doeken gedaan hoe jongeren (veelal studenten) zich door middel van vrijstellingen aan de tewerkstelling in Duitsland (in het kader van de Arbeidseinsatz) kunnen onttrekken. Een van hen is de latere koerier Theo Crijns.
Giel Berix wil de jeugd geestelijk en lichamelijk redden van deze arbeidsinzet en zoekt daartoe ook contact met gemeenteambtenaren, die voor de noodzakelijke papieren zorgen. Naarmate een en ander grotere omvang en steviger vorm krijgt, groeit tevens de roep om samenwerking en coördinatie. In de zomer van 1943 wordt het aantal (ook niet Joodse) Nederlanders dat moet onderduiken steeds groter: arbeiders, studenten en militairen. Giel Berix raakt daardoor betrokken - in de in 1942 tot stand gekomen - Landelijke Organisatie voor Onderduikers (L.O.). De dringende behoefte aan betere organisatie wordt dan steeds sterker gevoeld.
Zij, die tot dan toe meer individueel of in klein lokaal groepsverband onderduikers helpen - of anderszins bij het verzetswerk betrokken zijn -, worden nu ingeschakeld in het ene grote organisatorische verband. “Giel van Herle” coördineert de gang van zaken in het district Mijnstreek door het opzetten van een netwerk van mensen en instanties. Als een bekwaam leider legt hij daarbij een grote werkzaamheid aan de dag en reist veel van de ene plaats neer de andere. Tegen oktober van 1943 is het fundament genoeg goed om een geheime verzetsorganisatie van de grond te krijgen en verder uit te bouwen. Het district Heerlen wordt, - zoals al vermeld - , ingedeeld in acht rayons. Op deze wijze wordt een hechte structuur opgebouwd, die voorziet in het benodigde: onderduikadressen, financiën, bonkaarten en persoonsbewijzen.
Kapelaan Berix is een goed organisator en krijgt volledige medewerking om met elkaar deze rayons samen te stellen. Zijn naaste medewerkers, op wier onmisbare steun hij kan rekenen, beschouwen hem als hun leider en vertrouwensman. Door zijn vele contacten als priester is hij doorgaans goed geïnformeerd. Daarom is hij de aangewezen persoon als districtsleider en hoofd van de L.O.-afdeling Heerlen. Hij vervult die functie vanaf september 1943 tot aan zijn arrestatie in juni 1944. Een van de mensen van het eerste uur met wie hij samenwerkt, is dr. Karel van Berckel. Die is - zoals ook vele anderen -door Berix overtuigd geraakt van het grote belang van het illegale werk.
Het mag duidelijk zijn, dat aan deze verzetswerkzaamheden grote risico’s verbonden zijn. Ze zijn er immers op gericht de vervolgde mensen uit de handen te houden van de Sipo-agenten en de Gestapo. Het gaat daarom niet alleen om het spreken, maar ook - en misschien nog meer - om het zwijgen.
In Limburg zijn het met name de katholieke geestelijken, die - met steun van vele leken - , toewerken naar een groter organisatorisch verband. Hun rol is in het verzet van doorslaggevende betekenis, dit mede gezien de beslistheid, waarmee het nationaal-socialisme door de Kerk - met name door mgr. Lemmens - , wordt afgewezen. Tegen deze achtergrond is kapelaan Berix een exponent van de humanitair en katholiek geïnspireerde illegaliteit. Dat geldt evenzeer voor de vele andere Limburgse priesters die in het verzet actief zijn. “Mijn plicht te doen tegenover God, Kerk en Vaderland en iedereen te helpen, waar ik kan.” Dat houdt hij zijn medewerkers telkens weer voor, vooral wanneer die in hachelijke ogenblikken moedeloos en ontgoocheld dreigen te raken. Wat Giel Berix ook onderneemt, in deze geheime organisatie, voor alles is evenwel de zielzorg de diepste drijfveer van zijn handelen. Liefde voor zijn vaderland speelt zonder twijfel een grote rol, maar de uitoefening van zijn priesterschap staat bij al zijn activiteiten steeds voorop. Hij is een door de liefde tot God en de mensen gepassioneerd priester, die - ondanks het gevaar - bereid is de handen uit de mouwen te steken en concrete nood van mensen te helpen lenigen. Hoe langer de oorlog voortduurt, hoe meer hij zich ervan bewust moet zijn geworden, dat hij feitelijk zijn leven op het spel zet. Vooral 1944 is wat dit betreft een rampjaar voor het Limburgse verzet.
In 1944 worden bij een diefstal van bonkaarten in Sittard drie verzetsmensen opgepakt. Een van hen noemt de na lange verhoren de naam van kapelaan Jan Willem Berix. De Sicherheitsdienst begint een klopjacht en “Giel” moet onderduiken. Vanaf 24 maart 1944 woont hij daarom niet meer op de kapelanie, Nobelstraat 23 Heerlen, maar op een duikadres in Klimmen. Hij krijgt onderdak in de woning van mevrouw J. Jaspers-Koten, van waaruit hij zijn illegale activiteiten overigens gewoon voortzet. Nu echter niet meer in toog, maar in burgerkostuum. Hij weet zo nog enkele maanden uit handen van de Duitsers te blijven, maar in juni slaat het noodlot toe. De Heerlense districtleider wordt overvallen tijdens een clandestien overleg van leiders van het Limburgs verzet. Dit provinciaal overleg vindt plaats op 21 juni in het Broedersklooster Sint-Louis in het centrum van Weert. Daarbij worden nog zes andere vooraanstaande mannen van de L.O.-Limburg aangehouden. De overval is een gevolg van verraad door een verzwakte oud-illegaal werker D.C. Jesse en stond onder leiding van de beruchte Richard Nitsch van de Sicherheitspolizei. De arrestanten worden in opdracht van Stroebel, chef van Nitsch in Maastricht, overgebracht naar kamp Vught.
Dit gevangenkamp wordt door twee onder stroom staande prikkeldraadversperringen en kraaiennesten omgeven. Motor- en hondenbrigades zijn onophoudelijk in actie om alle gevangenen te bewaken. Berix komt terecht in de beruchte “bunker”. Het is een zwaar afgescheiden en bewaakt gebouw in het kamp, de verblijfplaats voor gestraften en de “zware jongens”. Ooggetuigen vertellen hoe Giel Berix in dat kamp aan een langdurig verhoor wordt onderworpen door de gevreesde Richard Nitsch en de als sadist bekend staande Schut. Daarbij worden de kapelaans Jacques Naus uit Venlo en Berix door het tweetal zwaar toegetakeld. De SD-man Schut mishandelt Berix zo afschuwelijk dat zijn baas Nitsch -zelf berucht in dat opzicht - hem moet vermanen. Maar uit Giel Berix krijgen ze geen enkel woord van verraad. Meerdere malen laat hij zich ontvallen: “Ik kan alleen maar hopen dat ik niet ga praten. Als je ziet hoe ze iemand tot spreken proberen te krijgen. Er bezwijken mensen die honderdmaal meer karakter hebben dan ik. Dan kan ik Onze Lieve Heer alleen maar bidden, dat Hij mij op die ogenblikken zal bijstaan om niet de beschikking over mijn wil te verliezen.
Juffrouw Stockenbrand is als stenotypiste aanwezig bij het verhoor. Ook A. Reynders, die als gevangene in Vught is, ziet de mishandeling van Berix van dichtbij gebeuren: “Kapelaan Berix werd eerst zijn linkerhand geboeid aan de linkerenkel. Hij stond dus steeds in gebukte houding. Ruim een uur lang werd hij geslagen met onderbreking van korte tussenpauzen. Geslagen werd met een gummiknuppel door Nitsch en met een houten knuppel ter lengte van ongeveer een halve meter, door een Nederlandse politieman, waarvan de naam mij onbekend is. Ditzelfde spel herhaalde zich twee dagen achter elkaar. Toen de eerwaarde heer Kapelaan smekend zijn handen ophief tegen Nitsch werd hij met ontzettend geweld in zijn gezicht en op zijn handen geslagen. Voor de mishandeling werd de kapelaan van zijn kleren ontdaan, behalve zijn hemd en zijn broek. Het gekerm van de mishandelde was duidelijk te horen.“
Door bluf, gebruikmaking van al eerder verworven kennis en tegengestelde verklaringen worden de arrestanten echter handig tegen elkaar uitgespeeld. De Sicherheitspolizei komt hierdoor helaas toch nog veel aan de weet. Van de priester Berix is bekend, dat hij woorden van bemoediging en troost spreekt tot zijn medegevangenen via de luchtkoker, die als een klankkast door het gebouw loopt. Hij montert hen op en sterkt hen moreel. Het tekent zij geestelijke sterkte eens temeer, hoewel hij lichamelijk verzwakt is. Dagelijks houdt hij twee korte preken, een voor zijn geloofsgenoten en een voor de andersdenkenden. Hij toont zich als priester een grote steun voor zijn medemensen in die moeilijke dagen die voor niet weinigen de laatste levensdagen zullen zijn. Ongelovige gevangenen die in het kamp met Giel Berix in contact komen, zijn diep getroffen door de overtuigende beleving van zijn priesterschap.
Op 5 september 1944 heeft - gezien de naderende geallieerde legers - de evacuatie uit Vught plaats van 3000 gevangen. Ook worden er die dag tientallen verzetsleden gefusilleerd.
De gevangenen worden in beestenwagons met tachtig tot honderd personen vervoerd. Hun reisdoel is het werk- en verzamelkamp Sachsenhausen-Oranienburg, waar Berix in de “Heinkel’-vliegtuigfabriek dwangarbeid verricht. In verband met de onverwacht snelle opmars van de Russen gaan ze op 6 februari weer door naar het kamp Bergen-Belsen,- het Kamp des Doods! Bergen-Belsen bestaat uit een paar vuile verwaarloosde barakken, vol ongedierte. Tevens heersen er veel besmettelijke ziekten, waar geen verpleging voor is. Medicijnen ontbreken, voedsel is er weinig. Het sloopt de laatste lichamelijke en geestelijke krachten van Berix. Zijn broos lichaam is uitgeteerd en zijn optimisme voorgoed gedoofd. Op 13 maart 1945 overlijdt hij in de tyfusbarak, 37 jaar oud.
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 03 juli 2024
Jan Willem Berix staat ook op monument te:
- Meers, monument voor kapelaan J.W. Berix
- Valkenburg, 'Provinciaal Verzetsmonument'
- Weert, Rumolduskapel