Karel Clemens van Berckel
1892-1944
Bijdragen
De volgende bijdragen zijn door bezoekers toegevoegd:
Karel van Berckel, verzetsman en chirurg.
Karel van Berckel wordt geboren in Delft op 19 augustus 1892 als Karel Clemens, de tweede zoon van notaris Willem van Berckel en Paula Driessen. Hij wordt gedoopt in de katholieke Sint-Hypolituskerk. Hij groeit op in een diep katholiek gelovig gezin te midden van vier broers en twee zussen.
In Delft volgt Karel Karel de lagere school en het gymnasium. Als hij achttien jaar is, vertrekt hij in September 1910, naar Amsterdam om medicijnen te studeren aan de gemeente Universiteit van Amsterdam. In 1927 trouwt Karel, zevenentwintig jaar oud met Eleonora Laarman. Uit hun huwelijk zullen vijf dochters worden geboren.
Enige jaren is Karel assistent chirurgie in Amsterdam. Daarna gaat hij zijn kennis op het gebied van chirurgie voltooien door een jaar in Wenen en een jaar in Parijs de dan befaamde medische faculteiten te bezoeken en zich daar verder te bekwamen.
Terug in Amsterdam heeft Karel enige jaren een praktijk aan huis, tot aan zijn benoeming, in 1929, hij is dan zevenendertig jaar oud, als chef de clinique aan het Sint Jozefziekenhuis aan de Putgraaf te Heerlen . Het is in die tijd niet gemakkelijk als “Hollander” in Limburg te wonen, maar dankzij zijn vriendelijke omgang met de directie, de zusters en de patiënten, lukt het Karel van Berckel zijn eigen plaats in Heerlen te veroveren.
Ondertussen nadert de oorlog. Al snel ziet Karel het gevaar van het nationaal-socialisme en laat hij in zijn huis in de Welterlaan onder het dak een geheime ruimte inrichten waar mensen een korte tijd verborgen kunnen worden.
Karel en Eleonara van Berckel werken beiden vanaf het begin van de oorlog de nazi’s tegen door onder andere hulp aan Joden te bieden, het onderbrengen van piloten en het helpen van de ondergrondse pers.
Op medisch gebied weigert Karel lid te worden van de medische “Kammer”, daarentegen is hij actief lid van het medisch verzet. Hij sluit zich aan bij het verzet in de Mijnstreek en bij de Landelijke Organisatie voor de Hulp aan Onderduikers, die in Heerlen wordt geleid door kapelaan Jan-Willem Berix van de Sint-Pancratiusparochie.
Behulpzaam en liefdevol toont Karel van Berckel zich tegenover zieken en andere mensen, die door het optreden van de nazi’s en hun drieste maatregelen op welke wijze dan ook in nood komen te verkeren. Zo verleent hij onderdak aan joden en verzetsstrijders.
Karel geeft arbeiders met gezinnen die opgeroepen worden in Duitsland te gaan werken medische certificaten, zodat de mannen in Nederland kunnen blijven. Hij spreekt zijn afschuw uit over de sterilisatie van joden. Voor joden schrijft Karel van Berckel sterilisatiecertificaten uit, waarmee ze zich aan vervolging kunnen onttrekken.
Neergeschoten geallieerde piloten die zich met hun parachutes weten te redden en vervolgens op de vlucht zijn, worden geholpen om via Spanje terug te keren naar Engeland.
Evenzeer stimuleert Karel van Berckel huisartsen om een gezondheidsattest af te geven aan joodse families, waardoor minstens zeven gezinnen uitstel van deportatie krijgen. Hij raakt betrokken bij de verspreiding van enkele landelijke illegale bladen. Ook treedt hij in Zuid-Limburg op als de vertegenwoordiger van het illegale “Medisch Contact”. Waarschijnlijk neemt hij zelfs joden als “patiënten” op om hen zo aan de greep van de Duitse bezetter te onttrekken. Op 25 augustus 1942, de dag dat de joden van Heerlen de reis naar Westerbork beginnen, liggen zes joodse personen, meest kinderen, in het ziekenhuis om aan wegvoering te ontkomen.
Voorts vinden enkele ouderen joodse dames in het ziekenhuis onderdak, op de afdeling, waar de religieuze zusters slapen. Tevens wordt een joodse vrouw verpleegd gedurende een acute ziekte, terwijl ze in Heerlen in een klooster ondergedoken is. Van Berckel weet van deze activiteiten en laat het toe.
In 1944 krijgt Karel, de universiteiten zijn gesloten en er zijn geen assistenten meer, het zo druk dat hij meestal in het ziekenhuis blijft logeren.
Al zijn verzetsactiviteiten resulteren zelfs een keer in een schietpartij in het ziekenhuis, die oorzaak wordt voor zijn arrestatie:
Op 20 april 1944 bezoekt koerier Theo Crijns een kapelaan. Op weg naar huis wordt hij omstreeks om elf uur ’s avonds door patrouillerende landswachters aangehouden. Aangezien hij belastende papieren bij zich heeft, probeert hij te vluchten, maar hij rijdt met zijn fiets in een afzetting van prikkeldraad waarbij hij gewond raakt in zijn gezicht. De landwachters brengen hem naar het Sint Jozefziekenhuis. Karel van Berckel is in het ziekenhuis en ontfermt zich over de patiënt. Hij is op de hoogte van de verzetsactiviteiten van de gewonde. Dr. Van Berckel en Dr. Schaepkens van Riemst opereren hem rond middernacht aan zijn hoofd en been. Ze verbinden het gezicht van de koerier met verband zodanig, dat hij niet kan spreken. Vervolgens wordt hij opgesloten in een badkamertje en onder bewaking gesteld van twee Nederlandse politieagenten. De volgende dag arriveert het plaatsvervangend hoofd van de SiPo (SicherheitsPolizei) in Limburg de beruchte Nitsch. Hij wordt in het ziekenhuis vergezeld door dokter Van Berckel. Nitsch geeft opdracht Crijns over te brengen naar de gevangenis/SD-hoofdkwartier Maastricht voor verder verhoor. Dan grijpt dokter Van Berckel in. Resoluut zegt hij: ”Dat kan echt niet, vervoer is onmogelijk. Die jongen is te zwaar gewond.” Nitsch zwicht voor dat gedecideerde optreden van Van Berckel, maar verordonneert wel, dat de bewaking door twee gewapende Nederlandse agenten moet worden gewaarborgd. Nitsch zal ongetwijfeld een van de volgende dagen terug komen. Als Crijns doorslaat kan dat fatale gevolgen hebben. Giel Bensen en Jacques Crasborn besluiten Crijns te bevrijden uit het ziekenhuis en vinden vier anderen bereid mee te helpen. Dokter Van Berckel zorgt ervoor dat de Knokploeg (KP) heimelijk het ziekenhuis binnen kan komen.
In de ochtend van 24 april om 4.30 uur dringen de KP-ers het ziekenhuis binnen. De twee agenten zien plotseling Giel Bensen opduiken. Agent Koevoets grijpt naar zijn pistool. Giel Bensen aarzelt geen moment en opent het vuur. Bij de dan volgende schietpartij wordt er acht keer over en weer geschoten. Crijns ziet kans in het tumult van de schietpartij het kamertje te verlaten en onopgemerkt onder te duiken bij de familie Vossen in Benzenrade, waar hij tot het einde van de oorlog blijft.
In de loop van de morgen stellen de SiPo-leden Stroebel en Nitsch, een onderzoek in. Nitsch is woedend als hij hoort dat Crijns is ontsnapt uit het ziekenhuis. Van agent Koevoets, die na enkele weken aan zijn verwondingen bezwijkt, verneemt hij dat Giel Bensen tot de overvallers behoort. Daarop nemen de SiPo-leden de ouders van Giel Bensen in hechtenis en plunderen de woning. De familie Crijns treft hetzelfde lot: Nitsch arresteert mevrouw Crijns, de drie dochters Toni, Mariëtte en Floor en een zoon, Jan, nog maar twaalf jaar oud. Ze worden naar Maastricht gebracht. Moeder, de zussen en de broer worden onder grote druk verhoord en ook gemarteld, maar laten niets los. Daarop worden ze op transport naar kamp Vught gezet, waar ze tot het einde van de oorlog gevangen zitten.
De woede van Nitsch richt zich ook op Van Berckel. Deze wordt vanwege zin politieke overtuigingen verantwoordelijk geacht voor de ontsnapping van Crijns en gesommeerd voor nader verhoor naar Maastricht te komen. In eerste instantie wordt hij weer op vrije voeten gesteld, maar opnieuw gearresteerd in de vroege morgen van vrijdag 24 augustus en overgebracht naar het politiebureau van Heerlen. Dochter Emilie, die van haar moeder de opdracht krijgt om haar vader nog iets te brengen gaat op haar fiets naar het politiebureau en ziet haar vader stilletjes en alleen op een bankje in de een hoek van een zaaltje zitten met zijn hoofd in zijn handen. Dit beeld toont hoezeer Van Berckel zich bewust is van de situatie, waarin hij terecht gekomen is. Het betreft nu niet, zoals de vorige keren, slechts een kortstondige vrijheidsberoving. Hij is zich terdege bewust van de de risico’s die hij door zijn verzetswerk heeft gelopen, zowel voor hem persoonlijk als ook voor zijn gezin. Vanuit Heerlen wordt van Berckel overgebracht naar de gevangenis van Maastricht en verhoord door de Gestapo.
Vanuit deze gevangenis wordt Van Berckel enkele dagen later overgebracht naar de beruchte bunker van het kamp Vught.
In kamp Vught sterft Karel van Berckel op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, 52 jaar oud, enige dagen voor de geallieerden het kamp zullen bevrijden, door de kogels van het executiepeloton. Ongetwijfeld is een gebed over zijn lippen gekomen: “Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?”: een gebed van onmacht, maar tevens ook van troost.
Bronnen en literatuur:
Overlijdensacte dd 8 november 1945 en gedachtenisprentje Particuliere collectie van mw. Charlotte de Habicht-van Berckel Fribourg Zwitserland.
Concentratiekamp kamp Vught : biografie Karel van Berckel
Put : 2000 jaar Heerlen.+
A.P.M Cammaert, het Verborgen Front deel 1 en 2. Een geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de tweede wereldoorlog.
Nationale raad voor Liturgie: getuigen voor christus: rooms-katholiek bloedgetuigen uit Nederland in de twintigste eeuw.
Persoonlijke interviews met Th. F. Crijns
Persoonlijk interview en biografie van Mevrouw Charlotte de Habicht –van Berckel
Lodewijk Ivo Crijns. Met Godsvertrouwen voor het vuurpeloton, Karel van Berckel, verzetsman en chirurg. Walburgpers Zutphen 2015, tweede druk 2019,derde druk 2023
Geplaatst door Coördinator Archief Oorlogsgravenstichting op 28 juni 2024
Provinciaal verzetsmonument Limburg
De naam van Karel C. van Berckel staat in de kapel van het provinciaal verzetsmonument Limburg op de linkermuur, regel 15, #03
Geplaatst door Arnold Schunck op 25 juni 2023