Verhalen

Elsje Bertling (1936-1945) overlijdt enkele dagen voor de bevrijding in een Japans gevangenkamp. Haar vader Wouter (1893-19i47) overleeft de oorlog, maar komt om bij een vliegtuigongeval in 1947.

De broers Harry (1919-1945) en Guus Eeckhout werken in Japanse krijgsgevangenkampen langs de Birma-Siam-spoorlijn. Guus overleeft de verschrikkingen, Harry overlijdt tijdens een ziekentransport.

Gijsbert van Oostveen (1907-1945) Met zijn dood bekocht hij onze vrijheid. Laat dit ons toch een aansporing zijn!’, aldus een klein artikel in het verzetsdagblad Trouw van dinsdag 7 augustus 1945.

Jaap (1921-1942) is de oudste in het gezin Kooijman, dat in het teken staat van de artsenpraktijk van vader aan de Nassaukade in Amsterdam. Jaap voelt zich van jongs af aan verbonden met de scheepvaart, meer speciaal de marine.

Met lading voor Groot-Brittannië vertrekt het schip met Frans Thomas (1922-1942) aan boord in mei 1942 uit Canada, in de overtuiging dat voor de kust bij New-Foundland nog geen dreiging bestaat van Duitse onderzeeboten. Een fatale misrekening.....

Voor ze aan de operatie beginnen zegt hij nog: ‘Vertrouw op God. Ik vind het zo erg voor jou. Wees sterk, zorg goed voor Rein.’ Joop Drop (1918-1950) sterft twee dagen later op 17 mei 1950, slechts 32 jaar oud.

In 2010 verandert het leven van Trudy Smit. Barbara Vanselow heeft in de nalatenschap van haar ouders een pannetje gevonden met een Nederlandse naam erop. Op het metaal staan de namen gekrast van Klaas Smit (1906-1945) en zijn vrouw en dochters.

Bart Meerdink verloor zijn vader Frits (1892-1943) en broer Wolter (1922-1942), slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. In korte tijd was een abrupt einde gekomen aan hun gelukkige bestaan.

Eind 1945 hoort 13-jarige Connie via het Rode Kruis dat haar vader Claus Suverkropp (1896-1943) en haar grootouders Claus (1870-1944) en Catharina (1873-1944) Suverkropp de oorlog in Indië niet hebben overleefd. Eerder dat jaar had ze haar moeder Catharina (1907-1945) al verloren.

Zoals bij tienduizenden andere joden wordt het lot van diamantklover Abraham Reiss (1873-1943) en zijn gezin in dramatische fasen bezegeld. Decennia later geeft kleinzoon Jeroen Krabbé hem ‘zijn naam, zijn bestaan' terug.

Lodewijk Laan (1920-1940) zat aan boord van de Nederlandse onderzeeboot O13 die door een vergissing tot zinken werd gebracht en nog steeds wordt vermist.

Gerrit van der Velden (1940-1944) bezwijkt aan boord van de Maros Maru, een klein Nederlands KPM-schip, het is krap en nauwelijks zeewaardig. Enige dagen later moeten er nog 140 overlevenden van een scheepsramp bij.